Jan van Hessen | Sacha van Beugen |
20 mei 1916 | 13 maart 1926 |
17 november 2006 | 8 december 1995 |
Jan van Hessen
Nestor jeugdsociologie
Nestor van de Nederlandse jeugdsociologie
Op 17 november 2006 overleed Jan van Hessen op 90 jarige leeftijd – een indrukwekkende leeftijd en een goede reden om kort stil te staan bij het leven en werk van de Utrechtse hoogleraar die lange tijd het gezicht van de Nederlandse jeugdsociologie bepaalde. Ook buiten dit werkveld zullen veel studenten die in de jaren zestig en zeventig hun bul in de sociologie haalden, zijn naam kennen al is het enkel van de bekende Wegwijzer in de Sociologie. In de tien jaar tussen 1963 en 1972 werd deze inleiding in de sociologie, waarvan Van Hessen de redactie voerde, liefst viermaal herdrukt.
Afgestudeerd in 1941, behoort Van Hessen ontegenzeggelijk bij de generatie van moderne sociologen die in en rond de wederopbouw de Nederlandse sociologie vormgaven. Tegen het eind van zijn studie Sociale Geografie aan de Universiteit van Amsterdam, vervulde hij zijn dienstplicht toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zijn legeronderdeel werd ingezet bij de verdediging van Rotterdam, maar na het bombardement vertrok hij richting Almelo. Hij vestigde zich daar en speelde een centrale rol in het verzet. Na de bevrijding werd hij de jongste wethouder in Almelo, belast met volkshuisvesting en financiën. In die hoedanigheid raakte hij ook betrokken met jeugdzaken en dat betekende het begin van zijn levenslange gerichtheid op de jeugdsociologie.
In de naoorlogse jaren leefde er een brede, maatschappelijke verontrusting over wat toen de massajeugd werd genoemd. Een groot deel van de jeugd was volgens spraakmakende pedagogen en jeugdleiders in de oorlogsjaren ontspoord geraakt en moest weer in het gareel worden gebracht. Er heerste kortom een morele paniek, die nog verder werd gevoed door de angst voor het hedonisme van de opkomende consumptiemaatschappij. Die angst werd op haar beurt geprojecteerd op vooral lager opgeleide jongeren, zo luidde de diagnose, niet over voldoende verantwoordelijkheidsgevoel en zelfsturing zouden beschikken. De probleemdefinitie van een stuurloze massajeugd leefde duidelijk sterker in protestants-christelijke kringen dan onder het katholieke volksdeel waar Van Hessen zelf toe behoorde. Nadrukkelijk nam de sociologie in die dagen afstand van dit soort angstbeelden. Zo beschreven de Leidse sociologen Krantz en Vercruijsse het gedrag van de nozems als het product van de behoefte van jongeren om onder elkaar te zijn. Niet de jongeren vormden het probleem, zo constateerden zij, maar de volwassenen die hen die ruimte niet gunden. Een zelfde conclusie trok ook Van Hessen, maar dan eerder en voor de jeugd in haar geheel.
Universiteit
In het begin van de jaren vijftig verruilt Van Hessen zijn wethouderschap, via een tussenstap bij Bureau Berenschot, voor een aanstelling als wetenschappelijk medewerker bij godsdienst- en cultuursocioloog Jan Pieter Kruyt, en iets later ook als instituutsbeheerder bij het Sociologisch Instituut van de Universiteit van Utrecht. Het is het begin van zijn wetenschappelijke loopbaan als onderzoeker en schrijver. In 1950 verschijnt het verslag van zijn eerste onderzoek, een rapport voor de Stichting voor Maatschappelijk Werk in de provincie Utrecht, dat later wordt omgebouwd tot zijn eerste boekpublicatie Jeugdbeweging in Vijfvoud (1954). Zoals de ondertitel meldt, gaat het om een onderzoek naar het georganiseerde groepsleven van de jeugd, oftewel de georganiseerde jeugdbeweging die toen al sterk op haar retour was. In zijn conclusies verklaart Van Hessen die teruggang uit het feit dat de jeugdbeweging sterk in het verlengde lag van het gezinsleven en juist daarom sterk conflicteerde met behoefte van de jeugd om zelfstandig vorm te geven aan haar vrije tijd.
Samen Jong Zijn
Diezelfde conclusie vinden we terug in de studie Samen Jong Zijn, waarop Van Hessen in 1964 promoveert. In dit lijvige boek doet Van Hessen verslag van zijn onderzoek naar de jeugdperiode rond de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw. Het unieke van dit boek ligt al met al nog niet eens zozeer in de gekozen methode van oral history, ook al is het in dat opzicht voorbeeldig. De wetenschappelijke bijdrage ligt vooral op het inhoudelijk vlak – het is de conclusie die Van Hessen met een scherp oog voor het kleinste detail uit zijn interviewprotocollen afleidde. In een fundamentele kritiek op de vigerende generatietheorie van Helmuth Schelsky concludeerde van Hessen namelijk, dat het moderne jeugdbestaan eerst en vooral het resultaat was van een nieuw sociologisch fenomeen, het jeugdbestel. Structurele maatschappelijke veranderingen riepen onder jongeren een nieuwe behoefte op om onderling hun eigen interesses vorm te geven buiten de traditionele kaders van het gezin, de buurt en de kerk. De jeugd was volgens Van Hessen in dat opzicht een nieuw historisch fenomeen en eerst en vooral een constructie van de jeugd zelf.
Een sterk punt van Samen Jong Zijn is het contrast dat Van Hessen bloot legt in zijn retrospectieve interviews met ouderen voor wie een dergelijk jeugdbestaan nog afwezig was. Van Hessen onderkende ook dat het jeugdbestel onderworpen was aan een zekere conjunctuur. Eenmaal gevormd, zo voegde hij daaraan toe, kende het jeugdbestaan echter ook een sterk interne, culturele dynamiek. Hij benoemde deze als de jeugdideologie. In latere studies wijst hij in dit bestek onder meer op culturele stromingen als het religieus sentimentalisme en de romantiek die de jeugd een voorhoedepositie toekennen in het proces van maatschappelijke verandering. In zijn proefschrift zelf verwijst hij in dit bestek bijna terloops op de jeugdlectuur, die als een trait-d’union fungeert tussen deze stromingen en de culturele praktijken van jongeren zelf.
Van Hessen’s these had, zo valt achteraf te zeggen, een vruchtbaar onderzoeksprogramma kunnen voortbrengen. Zo roept zijn stelling als vanzelf de interessante vraag of en in hoeverre jeugdboeken, films en televisieseries anticiperen op veranderingen onder de jeugd. Dat een dergelijk onderzoeksprogramma nooit van de grond is gekomen valt paradoxaal genoeg deels te verklaren door de plotselinge eruptie van de jeugdcultuur in de jaren zestig. Met en door de studentenbeweging nam de sociologie een andere wending. Het proefschrift verscheen midden op een omslagpunt en toen de studentenbeweging eenmaal in kalmer vaarwater terechtkwam, was ook de tijd voorbij van de horizontale specialisaties. Tot schoolvorming is het daarmee nooit gekomen.
Studenten had Van Hessen evenwel genoeg en er waren even zovele vruchtbare contacten in het werkveld. Daarnaast had hij ook nog de nodige andere pijlen op zijn boog.
Lector
In 1965 wordt Van Hessen lector in Utrecht. Een jaar later vervult hij part-time dezelfde functie aan de KMA te Breda. Hij richt zich daar op het onderwerp van de sociale verdediging, door hem omschreven als subconventionele oorlogvoering, het brede grijze terrein van illegaliteit, verzet en guerrilla. Zijn ervaringen in de oorlogsjaren speelden daarbij ongetwijfeld een belangrijke rol. De veranderende verhoudingen tussen de seksen vormden rond dezelfde tijd aanleiding voor een aantal publicaties over partnerkeuze. En dan waren er de SISWO-werkgroepen waar Van Hessen met zijn rijzige, aimabele gestalte en zijn rustige, bedaarde stem de verbinding legde met een nieuwe generatie jeugdsociologen. Voor een groot aantal van hen vervulde hij de rol van een waardevolle mentor.
Met zijn sterke gestel en zijn onverminderde interesse in zijn vak, stelde Van Hessen zijn pensioen uit tot zijn zeventigste verjaardag, lang genoeg om zijn aanstelling als lector te zien veranderen in een hoogleraarschap – een overgang die hij in 1984 bevestigde met een inaugurale rede over de socioloog en de sociologie. Ook na zijn emeritaat bleef hij bij zijn vakgebied betrokken en maakte hij zich sterk voor de oprichting van een museum voor verzet en sociale verdediging.
December 1995 overleed zijn vrouw Sacha van Beugen hetgeen hem sterk aangreep. Zijn leeftijd heeft ook bij Van Hessen zijn tol geëist en hij kampte de laatste 2 jaar met een gestaag afnemende geheugenfunctie. Augustus 2005 verhuisde Van Hessen om die reden naar het verpleeghuis de Biltsehof in Bilthoven waar hij gelukkig, veel zorg en aandacht kreeg van zijn vrienden, oud-collegae en natuurlijk zijn familie.
Een longontsteking werd hem uiteindelijk fataal en op vrijdag 17 november 2006 overleed hij op 91-jarige leeftijd in alle rust in het diaconessen ziekenhuis in Utrecht.
Een Leven Lang: beschrijving
Een Leven Lang
Radioportretten van oudere kunstenaars en wetenschappers, waarmee de radio geschiedenis schrijft. Wekelijks worden de levensloop, ideeën en inzichten opgetekend van een hoofdpersoon. Wij werken aan een toegankelijke internetsite waar een deel van de uitgezonden afleveringen van Een Leven Lang on demand beluisterbaar zal zijn. Eindredactie: Petra van Hulsen.
Donderdag 18 januari, 2001, 16.02-17.00 uur
Radio 5, 1008 AM
Prof. Dr Jan S. van Hessen
emeritus hoogleraar jeugd- en gezinssociologie
In de uitzending vertelt Jan van Hessen over de trauma’s die hij heeft overgehouden aan de oorlogsperiode. Na de oorlog werd hij als katholiek zeven jaar lang PvdA-wethouder in Almelo. Door een conflict over de stadsvernieuwing stapte hij in ’52 op en ging werken bij het Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht. Door zijn vroegere activiteiten voor de padvinderij en de heropvoeding van de Duitse jeugd was hij geïnteresseerd geraakt in de historische kanten van de sociologie van de jeugd. In 1969 werd hij hoogleraar en bleef dat tot zijn emeritaat in ‘84. Sinds 1961 was hij ook tien jaar lang docent sociologie van primaire groepen aan de KMA in Breda. Nog steeds is hij actief betrokken bij allerlei jeugdstudies. Ook houdt hij zich bezig met de oprichting van een verzetsmuseum in Overijssel met als doelgroep vooral jongeren.
Als oud-verzetsman sprak Jan van Hessen in 1948 Duitse officieren toe in een Engels krijgsgevangenenkamp. De zaal met Duitsers stroomde leeg toen ze hoorden dat er zo’n ‘lafhartige verzetsman’ voor ze stond ‘die Duitsers in de rug heeft geschoten’. De Engelse commandant dwong de krijgsgevangenen terug te keren. Van Hessen kreeg de zaal plat met de volgende tekst: 'Stelt u zich voor dat Rusland en China samen Duitsland bezetten. Ze hangen beide de leer van Karl Marx aan, en om de grote Marx te eren moeten alle mensen van wie de achternaam met een ‘M’ begint vernietigd worden. Wat doet u als u, de man van uw zuster, of uw vrienden zo’n achternaam hebben: Müller, Meier, Magdenburg... Wil degene die dan niets doet de zaal verlaten. Ik wacht wel even’. Het werd doodstil. Niemand stond op. Ik zou eigenlijk tot half acht ’s avonds praten; het werd half vier in de ochtend. Dit was mijn kleine ‘Sieg’.'
Jan van Hessen werd op 20 mei 1916 geboren als oudste van zeven kinderen. Hij groeide op in een katholiek milieu in het dorp Wierden bij Almelo, en was er lid van de padvinderij. Na MULO en HBS-b ging hij aardrijkskunde (sociale geografie) studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Eigenlijk wilde hij liever geschiedenis studeren, wat niet kon omdat hij geen Gymnasium had. Via zijn studie kon hij toch geschiedenis als bijvak nemen. Als student kwam hij 1940 bij het studentenverzet. Vlak voordat studenten verplicht een loyaliteitsverklaring aan de bezetter moesten tekenen als ze wilden doorstuderen, studeerde hij in ‘43 af als sociaal geograaf. Hij ging terug naar Wierden, kreeg een baan bij het Raadgevend Bureau Berenschot in Hengelo en werd actief in het verzet in Twente. Door verraad viel de leider weg en Jan van Hessen nam ontslag bij Berenschot om in 1944 de leiding op zich te nemen van de civiele (niet-militaire) tak van het Twentse verzet. Samen met de leider van de militaire acties voerde hij een strikte scheiding door tussen civiele en militaire activiteiten. De civiele tak zorgde voor onder meer de geld- en voedseldistributie en onderduikadressen. Van Hessen vertelt er over: hoe dat civiele verzet georganiseerd was het gebruik van ‘smoezenboeken’ en hoe hij uit handen wist te blijven van de Duitsers. Nog raakt hij geëmotioneerd bij de beelden van Canadese tanks. Hij werd later betrokken bij de heropvoeding van de jeugd in Duitsland. 'Er is tegenwoordig een enorme belangstelling voor de jeugdcultuur in ons land. Kijk maar naar de muziek, televisie, kleding en internet enz. Zo’n vijftig jaar geleden was daar nog nauwelijks belangstelling voor. Jan van Hessen had dat wel en was zijn tijd ver vooruit. Het is met name aan hem te danken dat de geschiedenis van de Nederlandse jeugdbeweging en de jeugdcultuur in de twintigste eeuw boven tafel is gekomen. Denk bij voorbeeld aan de AJC, de socialistische jongerenbeweging, en de VCJC, de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale.' Dit zegt Prof. Dr Rob Tielman in het programma. Tielman promoveerde 20 jaar geleden bij Van Hessen op het thema homoseksualiteit en was daarmee de eerste van ons land. In die dagen was hij voorman van het COC; later voorzitter ‘Homostudies’ en voorzitter van het Humanistisch Verbond. Tielman: ‘Ook door zijn verzetsactiviteiten heeft Van Hessen ervoor gezorgd dat de rol van homoseksuelen in de Tweede Wereldoorlog, zowel in het verzet en als in de kampen, bekend is geworden. Hij heeft nog steeds een grote, brede belangstelling voor de jeugdsociologie en de sociologie van primaire groepen, dus gezin en ook andere vormen van relaties.’
Samenstelling: Dick Binnendijk
Een Leven Lang: audio & tekst
Sacha van Beugen
Sacha van Beugen
In memoriam Sacha van Hessen-van Beugen
Wij zijn hier bijeen om afscheid te nemen van Sacha. Daartoe wil ik u een beeld schetsen van mijn moeder, eerst uit enkele perioden voordat wij er waren, gevolgd door een collage van herinneringen van Paulien, Jeroen en mijzelf, zoals wij haar zagen en beleefden.
Ik zal beginnen met de naoorlogse periode.
Beste Sacha, lieve Moeder,
Je ontwikkelde je na het behalen van je gymnasiumdiploma tot een zelfstandige jonge vrouw die wist wat ze wilde en niet bang was tegen algemeen heersende opinies in te gaan (een eigenschap trouwens die je nooit hebt verloren). Na het volgen van de sociale academie en een verblijf van een half jaar als au pair in Parijs met een goede vriendin, werd je op jonge leeftijd hoofd van de Mater Amabilis school: een school met 800 meisjes die zich, naast een baan, wilden voorbereiden op het moederschap door zich te bekwamen in huishoudelijke vaardigheden en godsdienstkennis. Na 2 jaar heb je, tegen de wens van je vader in, besloten een nieuwe weg in te slaan: je zei je baan op en ging een jaar naar Amerika als au pair; dit in een tijd dat dit nog niet zo gewoon en gemakkelijk was als dit tegenwoordig is.
Bij terugkomst besloot je psychologie te gaan studeren in Utrecht, ondanks de waarschuwingen van de studentendecaan: voor een gestudeerde vrouw zou het erg lastig zijn een geschikte man te vinden: mannen houden niet van intelligente vrouwen. Het mocht niet baten, en zo begon je toch in ‘54 aan de universiteit van Utrecht.
Deze naoorlogse jaren werden, naar je dikwijls vertelde, getypeerd door bezoeken aan het Amsterdamse Concertgebouw en nachtenlange discussies met je dierbare vriendinnen over de vele zaken die jonge, katholieke en zelfstandige vrouwen in die tijd bezig hielden. Uit foto’s en verhalen van anderen rijst het beeld op van een knappe jonge vrouw die zeker geen gebrek had aan aanbidders, maar die, serieus als ze was, besloot te wachten op de ware Jacob.
Deze diende zich aan in je eerste studiejaar: een docent sociologie zocht een sociaal werkster voor een onderzoek in Schiedam. Dat hij meer gevonden had dan hij zocht bleek alras: in‘56 traden Jan en jij in het huwelijk.
5 x 7 vette jaren waren aangebroken: na een kortstondig verblijf op de Witte-Vrouwensingel verhuisden jullie naar Biltzigt, waar in ‘58 jullie eerste kind werd geboren: Arjan, een leuke, doch lastige baby die het uiterste vergde van je moederlijke gevoelens: zo doordringend was zijn gehuil dat jij dacht het geschreeuw nog tijdens wandelingen in het nabij gelegen bos te horen. Anderhalf jaar later kwam nummer 2: Paulien die in veel gevallen het tegenbeeld was van haar broertje. Vaak heb je verteld wat een ideale baby dat was. Rustig lag ze in haar wieg en dikwijls luisterden jullie stilletjes achter de deur als ze daar lag te kraaien: het klonk jullie als zilveren klokjes in de oren.
In ‘62 was met de komst nummer drie, Jeroen, het gezin compleet.
De vooruitstrevendheid van zowel jou als Jan kwam duidelijk naar voren in de keuze van de school: alhoewel een traditionele kleuterschool recht tegenover het huis lag, besloten jullie dat het verstandig zou zijn de kinderen naar de Werkplaats Kindergemeenschap in Bilthoven te sturen. Deze school stond bekend om haar progressieve denkbeelden over opvoeding en omgang tussen leraren en kinderen; denkbeelden die later algemeen ingang vonden.
Ik denk dat die keuze vrij bepalend is geweest in de ontwikkeling van je kinderen: veel van hun interesses en hun grote algemene ontwikkeling zijn toen gegrond.
In ‘64 verhuisden we naar het huis aan de Soestdijkseweg waar de beginjaren niet makkelijk waren omdat je naast de zorg voor je kinderen ook die van een maandenlange en vervelende verbouwing had. Dikwijls vertelde je hoe je soms tot wanhoop werd gedreven door drie kinderen die niets liever deden dan in het zaagsel ravotten, daarmee ook de spaarzame ruimtes die nog schoon waren bevuilend.
De oudste kinderen waren inmiddels op een leeftijd waarin het verstandig werd geacht ze te leren zwemmen. Paulien en ik werden op zwemles gedaan in het Utrechtse Ozeby: woensdagavond heen en terug met de bus. Doordat ik watervrees had, wilde ik meestal het water niet in en vooral duiken boezemde mij grote angst in. Vaak ging je mee om mij, met van alles en nog wat, er toe over te halen toch maar te leren duiken; tot wanhoop van jou meestal tevergeefs: het enige wat je van boven zag was een nee schuddende bokkenpruik!
Een paar jaar later herhaalde dit ritueel zich in versterkte mate toen Jeroen moest leren zwemmen. Omdat hij nog erg jong was besloot je dit te doen in een verwarmd zwembad in Laren: nog kunnen we ons herinneren hoe je ‘s middags jacht maakte op Jeroen die zich overal verstopte om maar niet mee te hoeven gaan zwemmen.
In dit opzicht waren dit wel tropenjaren voor jou: een man met een drukke baan, drie kinderen die naar jouw duidelijke normen moesten worden opgevoed en het onderhoud van een groot huis.
In ‘72 verhuisden we naar ons huidige thuis: de Sweelincklaan, waar jij en Jan een huis naar eigen inzicht hadden laten bouwen.
Paulien en ik gingen intussen naar het VWO, maar omdat jullie geschrokken waren van de abominabele grammaticakennis van jullie oudste werd dat niet de Werkplaats, maar het meer traditionele Nieuwe Lyceum. Een keus die achteraf gezien voor Jeroen en mij verstandig was: Paulien had rustig op de Werkplaats kunnen blijven.
De kinderen kwamen nu langzamerhand in de puberteit maar ik denk niet dat ik overdrijf wanneer ik zeg dat jullie het in dit opzicht enorm getroffen hebben: geen van drieën voldeden we aan het prototype van lastige puber. Alhoewel ik denk dat dit mede het gevolg is geweest van het karakter van je kinderen, is ook de speciale sfeer die er altijd in huis hing hier debet aan. Ik ken weinig gezinnen waar een zo open sfeer hing als het onze. Over veel statements die pubers nu eenmaal hebben, ”het IS zus en zo”, werd gediscussieerd en alles was bespreekbaar: ik kan mij niet herinneren dat er ooit met de vuist op tafel werd geslagen en er gezegd werd: “dat is nu eenmaal zo, wacht maar tot je groter bent”.
De keerzijde van deze intellectuele rijkdom die we van kinds af aan van jullie hebben meegekregen, was wel dat er een grote nadruk werd gelegd op school. Alles was in principe toegestaan mits. het huiswerk af was: beter dan ik zelf kende jij mijn repetitierooster.
Deze nadruk op schoolprestaties had verschillende achtergronden, maar kwam beslist niet voort uit misplaatste eerzucht: mijn kinderen MOETEN het gymnasium doen. Wel vond je dat een goede schoolopleiding een enorme steun voor de rest van het leven kan zijn en dat een eenmaal ingeslagen weg zo lang mogelijk moest worden gevolgd. Met name dit laatste was een jou typerende eigenschap, hetgeen later nog duidelijker aan het licht kwam.
Hierbij kwamen ook andere karaktereigenschappen van jou naar voren. Door de nadruk op ons plichtsbesef en onze intellectuele vorming en je zorg om het huishouden naar jouw normen te laten draaien, kwamen andere zaken zoals het thuis spelen met vriendjes wel eens in het gedrang: ongedwongen vrolijkheid en een “laisez-faire” mentaliteit waren niet jouw meest uitgesproken eigenschappen.
Wij werden groter en het moment van uitvliegen diende zich aan.
Paulien en ik kozen Utrecht en betrokken de door jullie gekochte Poortstraat. Groot was de verwarring toen na een dag schoonmaken van jou en 2 weken op kamers wonen van mij, jij een geheel andere voorstelling bleek te hebben van het leven van een kamerbewoner dan ik: ik koos voor “Student zijn”, jij verwachtte studie. Nog herinner ik me je blik van onbegrip en afkeuring toen bleek dat de gang van zaken op de Poortstraat zo geheel anders was dan die op de Sweelincklaan, maar je vond het eigenlijk toch ook wel leuk. Je keurde de studentikoze verhalen van je kinderen dikwijls af, vooral als nachtbraken en alcohol er een rol in speelde, (Arjan, je opa was lid van de blauwe knoop!!) maar toen we wat rustiger werden vroeg je verbaasd of we niets leuks meer meemaakten.
Ook herinner ik me het moment dat we een groot hippiefeest gaven en vooraf een soort demonstratie op straat hadden georganiseerd. Geheel onverwacht kwam je langs om gezellig een kopje thee te drinken, maar nadat bleek dat die in minirok gestoken, op hoge hakken wandelende dame je eigen dochter was, ben je geheel verbijsterd naar huis gegaan: van wie hadden ze dat toch?
Het feit dat kinderen zelf door “Trial and Error” moeten leren volwassen te worden, was jou in theoretische zin wel bekend, maar gevoelsmatig stond het ver van je af en ik denk dat weinig dingen je zo veel moeite hebben gekost als het los laten van je kinderen.
Dit los laten is iets geweest waarvoor je banger was dan nodig. Natuurlijk waren er perioden met conflicten tussen ouders en kinderen, maar geen van de kinderen heeft ooit het idee gehad door jou of Jan te worden verstoten of verlaten. We bleven altijd in gesprek en alles was thuis, vaak tot verbazing van anderen, bespreekbaar Ik denk dat een van de redenen, dat er zo vaak en zo heftig gediscussieerd kon worden, lag in het feit dat we wisten en/of aanvoelden dat er een onvoorwaardelijk houden van was: met andere woorden, we konden het ons veroorloven stevig tegen elkaar van leer te trekken en hoefden niets voor onze ouders verborgen te houden.
Dit gold trouwens niet alleen je eigen kinderen. Ook anderen konden altijd met hun problemen bij jou terecht. Ik herinner mij een middag toen een van je favoriete neven langs kwam. Het bleek dat hij was opgepakt wegens bezit van een gram weed of hasj. Je viel bijna flauw van schrik: “Jij, jij gebruikt DRUGS?” Hoewel je deze gewoonte sterk veroordeelde was dit geen reden om die neef te veroordelen: je was bezorgd voor zijn gezondheid. Je bleef gewoon met hem in discussie en hij bleef zeer welkom in jouw huis.
Dit eindeloze gediscussieer is iets waar andere mensen zich wel over verbaasden maar wij eigenlijk niet: natuurlijk waren je ouders er altijd om alles mee te bespreken, dus waar had je het eigenlijk over?
Na 5 x 7 vette jaren braken er 7 minder vette jaren aan, veroorzaakt doordat jij te horen kreeg dat je kanker had; iets waarvoor je je hele leven bang was, hetgeen niet vreemd is gezien het feit dat jouw moeder hieraan vroeg gestorven is.
Veel dingen die tot dan toe vanzelfsprekend waren, waren dat niet langer: voor mij in ieder geval werd duidelijk dat ook je eigen moeder sterfelijk is. Veel valt te vertellen over de vaak bewonderenswaardige wijze waarop je tegen je ziekte gevochten hebt. Vaak had je het erg moeilijk, maar je zette je schrap en vocht door: je kinderen konden tenslotte hun moeder nog niet missen. Dit is slechts gedeeltelijk waar. Lieve moeder: je hebt ons zoveel mee gegeven dat ik geloof dat we het nu wel kunnen: over willen spreek ik hier niet!
Rest mij nog jou te bedanken voor al hetgeen je ons hebt nagelaten. Behalve de vele dingen die je ons hebt geleerd, de geweldige herinneringen aan onze vakanties en de eindeloze gesprekken thuis, beschikken we (mede door jouw zucht naar perfectie) elk over een grote reeks fotoboeken waarin niet alleen verslag wordt gedaan van ons eigen leven vanaf geboorte tot vorig jaar, maar ook van dat van de andere kinderen.
We konden je niet blijer maken dan door te vertellen van onze gemeenschappelijke avonturen: Jeroen die mij kwam opzoeken op de Kroeg, Paulien die een weekend naar Amsterdam kwam, en ik die Jeroen ging helpen met z’n verbouwing. Het gemis van een sterke en plezierige band met je eigen familie heeft je altijd veel pijn gedaan, en je was o zo bezorgd dat ons drieën hetzelfde zou overkomen. Lieve moeder, wees gerust, je hebt niet alleen. drie individuen voort gebracht, maar ook een sterk samenhangend gezin.
Ik sprak hiervoor niet over magere jaren die aanbraken maar over minder vette jaren. Dit is niet omdat ik mij niet realiseer hoe moeilijk het vaak voor je was, maar omdat ik denk dat God je tijd gegeven heeft ook te mogen meemaken wat je zo graag wilde: je kinderen op hun bestemming zien komen. Natuurlijk weet niemand van ons wat er nog voor ons ligt, en jij had het liefst over ons gewaakt tot we hoog en droog met pensioen zouden zijn.
Boven je bed, Sacha, hangt al jarenlang het tegeltableau dat op de kaft van het boekje gedrukt staat: een Engelbewaarder beschermend vastgebakken achter een paar kinderen. Dit was typerend voor je houding ten opzichte van ons: je kunt nooit genoeg bezorgd zijn. Maar het feit dat je kinderen in een min of meer stabiele levensfase zijn aangekomen en partners hebben waar ze erg gelukkig mee zijn, stemde je bijzonder tevreden.
In onze gesprekken van de laatste weken hadden we het daar vaak over, en je vond dat je eigenlijk niet mocht mopperen, je telde je zegeningen.
Ten slotte wil ik iedereen die zoveel en volkomen belangeloos voor Sacha heeft gedaan, bedanken. De vele brieven, kaarten, gesprekken en pannetjes soep hebben haar enorm gesteund en kracht gegeven in die o zo moeilijke jaren. Je zes kinderen, want zo zag je ons, waren dikwijls een steun in dagen waarin je het moeilijk had. Maar vooral wil ik jou, Jan, bedanken voor al hetgeen je in deze laatste magere jaren voor Sacha hebt gedaan. Weinig mensen zullen het kunnen opbrengen om met zo veel engelengeduld zeven jaar lang iemand terzijde te staan die weet dat het einde nadert. De lange jaren waarin chemo gevolgd werd door bestraling, stond je altijd voor Sacha klaar. Het moge gezegd worden dat ze, zonder haar dit kwalijk te nemen, niet de makkelijkste patiënt was die men zich kan voorstellen, maar op jouw eigen manier probeerde je het voor haar zo dragelijk mogelijk te maken!
Ik denk, en ze heeft het ook meermalen zelf gezegd, dat veel van haar gefit meer uit onvrede met de gang van zaken voortkwam dan uit de manier waarop jij voor haar zorgde.
Lieve Sacha, allerliefste moeder, het moment om afscheid te nemen nadert.
Graag had ik je nog heel veel jaren kibbelend en pratend bij me gehad, je raad gevraagd en je vertelt over onze levens. Weet dat ik je altijd zal herinneren als de moeder met wie ik zoveel kletste. Als klein jongetje op een krukje bij je in de keuken, honderd en een dingen vragend terwijl jij kookte; als scholier, na het laatste schooluur, wanneer we bij een kopje thee een trommel speculaasjes soldaat maakten; als student, stoer en vol van nieuwe indrukken, tijdens lange ontbijten op zondagmorgen.
Lieve moeder,
Vaarwel
(Namens de kinderen van Hessen voorgelezen door Arjan tijdens de Uitvaartdiens in de parochiekerk O.L.V van Altijddurende Bijstand te Bilthoven, 13 December 1995)
Oude Doos van Hessen
Uit de Ouden Doos (van Hessen)
Hier een aantal foto's van de familie van Hessen van voor de oorlog. Met dank aan neef Matthieu Wolfs die de foto's heeft gevonden, gedigitaliseerd en opgestuurd.
Het aardige van de komst van allerlei slimme software, vaak gebruik makend van AI, is dat je het verleden weer kleur kunt geven. Misschien niet helemaal zo als het toen was, maar de kunstmatig ingekleurde foto's zien er op een bepaalde manier "echter" uit dan de zwart-witfoto's .
Dagje naar het strand van Scheveningen, 1921. Oma (1), Jan (2), Dien (3) en Maurice (4).
Oude Doos van Beugen
Volgt!