Line

Spend the world with friendship. Formee een cercle d'amitié autour du monde. Die wel omspannen meet friendship. De wereld omspannen met vriendschap. Wat is de zin van die oorlog geweest? Want in je eigen omgeving ga je gewoon kijken naar de oorlog, een balans gaat ook maken. Voor het merendeel in het kader van min of meer illegale activiteiten, of van slachtoffers, van terreur waar je niet hebt kunnen helpen en zo, zijn er toch, als ik het bij elkaar optel, in de loop van die vijf jaar zeker twintig mensen, heb je als het ware moeten achterlaten. Eindelijk is jeugdsocioloog professor Jan van Hesse begonnen met het op papier zetten van zijn verzetservaringen in Twente. Ook is hij bezig met de oprichting van een verzetsmuseum in Overijssel dat speciaal gericht is op de jeugd. Daarnaast doet hij nog steeds onderzoek onder jongeren. Programmemaker Dick Binnendijk zocht hem op in Beeldhoven en vroeg Jan van Hesse wat hij bij jongeren de belangrijkste verandering vindt sinds zijn eigen jeugd. Nou, dat is eigenlijk dit merkwaardige feit dat het opgenomen zijn in grootschalige organisaties met gefixeerde programma's en bureaucratische ondersteuning nu helemaal weggevallen is. U denkt dan aan bijvoorbeeld de padvinderij of zo? Padvinderij, die bestaat dan nog niet, maar in ieder geval ook de allerlei verenigingen die daar op gekoorts hebben, bijvoorbeeld ook zeggen A.J.C. De Jonge Wacht en de VCEC. Dat is? De Frasierend Christelijke Jongehoogstcentrale. Dat is niet meer. En de AEC is er niet meer. Nee, dat waren de Socialistische Jonge. Ja, de Socialistische Jonge. Goed, die vaste groepen zijn er dus niet meer. Maar ja, dat is wel een soort met groepsvorming. Hoe uitzigt dat dan tegenwoordig? Ja, die moet je nu verwachten van omstandigheden waardoor jeugden Een redelijk aantal bij elkaar zwaar gedreven en geconcentreerd worden. Bijvoorbeeld jongelui op een bepaald kantoor of jongelui die bij Albert Heijn werken. Of jongelui die een beetje bij elkaar in de buurt wonen. Of jongelui die samen dus van school naar huis moeten fietsen een half uur lang en zo. Dat zijn die toevallige mogelijkheden van concentraties, waarin collectieve initiatiefjes kunnen ontstaan en uitgewerkt worden. Dus u loopt dan bijvoorbeeld naar Albert Heentoe, ik noem dat maar wat, en daar gaat u kijken wat de jongens met elkaar doen. En meisjes. Ik probeer mensen het aan de praat te krijgen, om een beetje na te gaan wat ze daar doen. En dan merk je dat ze ook bezig zijn met groepsconcentraties voor kleine gelegenheden, een voetbalwedstrijdje samen of een uitje samen. of we naar een bepaalde popgroep toegaan en proberen daar wat liefhebbers voor te vinden. Dat zijn zo deze losse contacten die dan daarna aflopen van ook weer uit elkaar vallen. Dus niet die consistentie hebben van jarenlange lidmaatschappen zoals bij het oude systeem. Kijk, die koegelgroepen, dit waren gemeenschappen. Dat was het ideaal. Ze waren allemaal dezelfde vorm en nauw aan elkaar verbonden. Soms met een wet erbij en met eigen liederen, met eigen programma's. Dat was dus de vorige situatie. Maar nu is het inderdaad veel meer hobby. En dat is duidelijk, dat is wat vroeger die gemeenschappen waren, nu veel meer publieks dingen zijn. Je moet de markt naar gaan kijken, waar is zoiets, wat kost het mij, moet zelf niet. Dus dat gemeenschapje hier is een publieks aangelegenheid geworden. Jan van Hesse is op 20 mei 1916 geboren in het dorp Weerde bij Almelo. De ouders van Jan kwamen uit Den Haag en verhuisden naar Twente, omdat vader van Hesse daar benoemd werd als Rijkskeurmeester. Hij moest in de slachterijen het vlees voor de export controleren. Jan was de oudste van zeven kinderen. heeft dat invloed gehad op zijn verdere leven. Ja, dat moet je ook heel voorzichtig mee zijn, maar je zou iets kunnen zeggen van een soort pedagogische eigen wijsheid of een beetje, hoe ik het ook mooi zou zeggen, een geïnteresseerdheid en zoiets. Ik weet wel dat toen ik student was in Amsterdam, was mijn jongste broer ik nog een jaar of 6, 7 of 8 overal, Ik verzorgde dat hij altijd in bad kwam, want hij maakte altijd het meeste pektakel. Hij protesteerde overal tegen. Ik heb later nog een brief kaart, waarin mijn zussen, die in Wierde gebleven waren, beklagen dat ze jonger broer Freddy niet in bad konden krijgen. Of ze al een keer wilden terugkomen, terwijl dat wel gebeurde. Dat illustreert de zaak natuurlijk. Het was een katholiek gezin, dat betekent elke zondag twee keer naar de kerk? Nou, dat kwam wel eens een keer hierdoor, want ik was een heel jong missie, nou ja. En dat gebeurt wat je zo naar het weekend naar de kerk ging, hè. De vroege missie en de hoge missie en de westen, hè. En vond je dat leuk? Ja, ja. Ik vond het heel leuk, ik vond het heel interessant en zoiets meer. Ik snap niet alles, maar dan ging je aan de gang om het een beetje te snappen. En dan kreeg je dus een missaal op een gegeven ogenblik. En de rest van de tekst heb je ook helemaal niet begrepen. Maar vond je toch proberen om wat van te begrijpen. En zo ontwikkelde je dus een soort privé theologie. Uw moeder was ziekelijk. Had dat verder nog sterke invloed op het gezin? Als je subjectief bekijkt, dan... Geloof ik van niet. We waren nog zo niet bewust. Je deed het en het liep. Ik weet wel dat wij als moeder af en toe weer eens een tijd in het ziekenhuis of zo was opgenomen. Nou ja, dat ik dan controleerde of de jongere kinderen hun bedden goed opgemaakt hadden. Of eerst afgehaald en opgemaakt hadden. En daar kregen ze dan punten voor. Een soort wedstrijdje, wie dat eerst en het beste gedaan had. Ja, en dan was je dus weer bezig met die plaatsvervangende rol eigenlijk. Maar ja, dat was eigenlijk een soort spelletje. Je hebt er nooit gedrukt. God, moet ik dat allemaal doen? Of wat gaat in ons gezin? Dat red je zo. Je zou zeggen, achteraf gezien hoor, een beetje, je hebt een soort republiekje. Kon u goed met uw vader opschieten? Hele moeilijke vraag. Want net gisteravond heb ik nog eens even de oude correspondentie doorgekeken. Nou, laat ik zeggen, in die jongste jeugdjaren waren er eigenlijk geen moeilijkheden. Mijn vader wist wel dat het niet goed liep thuis en mijn moeder niet zoveel doen kon. En hij kwam wel eens na een heel lange dag thuis en dan schoot hij uit zijn slof en dan kregen wij oppers donder. Maar achteraf was het meer waarschijnlijk tegen mijn moeder gericht dan tegen ons. Maar goed, dan kon je het niet zeggen en dan konden we het vader wel opschieten en zo. Het hield ook niet over, maar je zag hem ook heel weinig. Hij was helemaal in zijn werk opgenomen en wij hadden het eigen republiek en redden ons wel. Mijn moeder stond een beetje afzijdiger en de twee jongsten, mijn jongste zus en mijn jongste broer stonden een beetje onder mijn patoonaat. Na de mullo gaat Jan van Hesse naar de HBS in Almelo en haalt in 36 zijn HBS B-diploma. Hij wil graag geschiedenis studeren, maar moet daarvoor nog twee jaar naar het gymnasium. Dat ziet hij niet zitten. Op aanrader van zijn geschiedenisdocent, juffrouw Heymans, gaat Jan aardrijkskunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij als bijvak geschiedenis kan nemen. Jan heeft net zijn kandidaatsexamen als hij moet opkomen voor de mobilisatie. Maar na de bezetting van ons land gaat Jan na de zomervakantie van 1940 weer terug naar de universiteit. Naast zijn studie is hij in Amsterdam actief in een studentengespreksgroep. Natuurlijk gaan er discussies over de bezetting. Een van de dingen was, wat moeten we doen? Moeten we ons tegen de NSB keren? Of moeten we zeggen de Duitsers keren? En dan kwam het soort resultaat dat het waarschijnlijk veel gevaarlijker was... ...dat als je tegen Duitsers keerde en je liet de NSB hun gang gaan... ...dat als die aan de macht kwamen, dat je dan veel meer op je hoede moest zijn... ...dan wanneer dat niet het geval was. Want dan had je van twee kanten de Duitsers speelden met hun mee en zei enzovoort. En bovendien zou de tegenstellingen dan binnenlands natuurlijk altijd veel feller worden, veel haardragender. En veel terroristische. En toen kwam het tot de conclusie, we moeten ons tegen de NSB richten. Dat we Duitsers bij te beschouwen laten. En we hebben ook leuzen daarvoor gemaakt. Eén leus weet ik nog, want die heb ik nog boven liggen. En die luiden iedere echte Nederlander voor afschuwte NSB. En daar maakten we grote stroken van, zo'n strook. Daar stond met zwarte letters, stond daarop die leus, ieder deel van het NSB. Maar ook kleine plakplaatjes. En met een gom kant aan, en die is ook een oplakker. Dus dan gingen we met blikke bussen van die sponsen, waar sponsen in zaten. Dan maak je zo'n ding nat, en dan plakte je een paar van die kleine brieven om brievenbussen heen. En die grote dingen, die plakte je bij zuilen aan enzovoort, waar veel publiek kwam en dergelijke. En toen hebben we dus hier voor hem eens in de arm genomen, want die woonde in Amsterdam. En dat gezegd, en zij zei dan weet je wat, als jullie een goede doorgaan kan, dan wil ik wel betalen dat dat gedrukt wordt. Want dat was het ook wel mee eens. Dat is gebeurd. Ik geloof dat we een paar honderd exemplaren groot hadden en dat ook nog een paar honderd kleine. Dat weet ik allemaal niet precies hoe het gegaan is. En dan gingen we dus avonds op stap met drie, vier mensen in het donker even naar een plek toe. Brievenbus dat zo en zuilen en zo. En goed, dat ging dus door. Op een gegeven ogenblik kwamen we tot... Weet je wat? We moeten ook bij het Rembrandtplein. Ook het ophanging waren. En daar had je het grote standbeeld van Rembrandt. Dus wij plakten daar ook onder, iedere echte in de warmweg. Vonden we nou wel, de Vaarlandse, dat was, snap je, dat was, nou, plakten daar leus achter en zo wat meer. En terwijl we daar mee bezig zijn, komt er een Duitser aan. Dat is magisch hier, he. Nou, ik weet niet meer wie het eerst op de snorri dede komt. Zei, we maken reclame voor de NSB, de Nederlandse. Ah, dat wil ik af niet maken. Nou, wij hebben hem die papier gegeven en een blikkenbus gegeven. En nou, we zijn bijna gegaan, maak jij het maar af. En zo, nou, dat zou je mee bezien doen. Hij was dronken. En hij heeft dus uitgeplakt en papier op zijn kop en zo, natuurlijk, meer en dergelijke. Was natuurlijk een roze mop, die de Duitsers opgehangen had, snap je. Dus dat was een succesnummer in zekere zin, zie. Maar daarnaast ook andere wijken. Maar in ieder geval, dat was onze eerste actie. En veel later dus, toen het inderdaad de enige juiste weg was, snap je. Maar ja, goed, dat is één actie nog te noemen, zie. Maar ja, dat heeft toch wel gevolgen gehad. De eerste jaar gebeurde er niks. Maar in 41, in de loop van 41, in de lente van 41, zijn de Duitsers te achtergekomen, wie de drukker geweest is. Hebben de drukker onder druk gezet. En hebben we eruit kunnen krijgen dat je over Heimans dat geleverd had. Die is toen gevangen genomen, heeft een paar weken in de gevangenis gezeten. Heeft mij laten waarschuwen. Daar begint het dan, wat je noemt, de illegaliteit, dus de geheimzinnigheid erbij. Dus we hadden afgesproken. Ik pas op kamers in de Waalstraat. en bij een nogal kwebbeligachtige weduwe. En ik heb altijd gezegd, en dat begon er al, het smoezeboek, dat kwam later al vroeger terug, ik heb ruzie met mijn moeder, want mijn moeders tweede moeder was ook een stiefmoeder, maar in plaats van, het was een vertreffelijke figuur gewoon, zeer enthousiast over, heel goed mee opschieten. Dus ik zei dus dat ik niet naar huis toe ging, maar naar familie van me ergens in Zuid-Limburg, snap je? Nou ja, de Duitsers zijn gekomen en weer voorheimers. Die wisten waar ik was, wisten wel mijn adres, is bij die tante gekomen. Die vertelde ja, hij vroege met zijn moeder en moeder in Limburg zitten. Nog voordat de studenten officieel moesten tekenen, studeert Jan van Hesse af als sociaal geograaf. Hij vertrekt naar Weerde en krijgt in 1943 een baan bij het raadgevend bureau Berenschot in Hengelo. Hij wordt actief binnen het verzet in Twente. De Amsterdamse student Jan Buiten heeft de leiding van het verzet, waardoor verraad is zijn rol in 1944 uitgespeeld. Ik was toen op de Berenschot en toen kwam steeds middendrang, nou ja, en toen wordt de schotten begrepen, want ik moest zijn werk overnemen. Ik heb toen bij Berenschot ontslag genomen. en ben dus beroepsillegaal geworden. Zo heb ik er zelf een dagboek bij gehouden van de laatste anderhalf jaar van de oorlog. En dat helemaal laten spelen in een aantal jaren voor de oorlog. Waarop de weekdagen opvielen op de data die ook dus in die oorlogstijd is. Maar dit was allemaal zeven jaar voor die tijd. En dan moest je voorhouden ook met gebeurtenis uit die tijd af te noemen en zo. Het was ook wel spannend om een boek te schrijven. Twee dikke delen heb ik ermee gevuld. Dat is toch in Duitse handen geraakt. En blijkbaar voor enkel effect gehad natuurlijk, want er stond geen naam bij. En de jaartallen waren niet interessant voor ze. Dus voor het Duits was het niet interessant. En ik was heel benieuwd hoe de boek weer terug te krijgen natuurlijk. Omdat het een verslag was van je eigen activiteiten in die tijd. En toen bleek het heel moeilijk om de dag te halen. Heel veel telefoontjes gespandeerd. En toen bleek in begeven weekend dat er een rest van een aantal boeken, dagboeken die men in beslag genomen had. Want de Duitsers hadden ze van het Duits in beslag genomen. die eigenlijk niet belangrijk waren voor 40, 45. En die had men weggegooid. U voelde zelf dat u de taak van het verzet moest overnemen over Renssel? Nou ja, daar weken min of meer toe gedrongen. Maar ook we zeiden, wie doet nou wat Jan Buiten gedaan heeft? En hij had me ook allerlei dingen verteld, dus wat hij deed. En Jan Buiten had al hele goede dingen van tevoren gedaan. Dus die contacten kon je overnemen. Sommige dingen zou je anders doen. Bovendien, Jan Buiten werkte vanuit Almelo en ik vanuit Wierden. Dat had ook zijn besvaren. Maar de oorlog is ons goed gunstig geweest, want in... Oktober 1944 werd Wierde gebombardeerd. Wij wonen vlakbij de spoorlijn. Ons huis is ook getroffen. Daar viel er niet meer in te wonen. Via bemiddeling van iemand die wat contacten had met de gemeenteactiviteiten, het gemeentebestuur, de gemeenteadministratie en allemaal ook. konden we daar een huis krijgen van een Almeloer die zich zo bedreigd voelde in de stad, dat hij naar de Stafomie de Patelant was teruggegaan en gevraagd had of zij het huis in de gaten wilde houden. Nou, daar konden we toen in trekken en toen werf Nick dus van die tijd af dus ook in Almeloer. Ik beschikte over een secretaris, die alles van mij opschreef, die het voortreffelijk deed. En met wie je ook, als het ware, ze zou zeggen, laten we eens, dus zeggen, allabeer een schot, eens proberen wat we doen kunnen. En dat was dan ook te zorgen dat de contacten met dat centrum, dus wat ik dus was eigenlijk, wat bij hun thuis was, bij deze jonge man thuis, een groot huis, een vader van architecten, die heeft allerlei veranderingen aangebracht in het huis en dingen kon verstoppen die nooit te vinden waren. Maar je moest zorgen dat je dat een beetje voorzichtiger ging behandelen. Toen hebben we een systeem ontwikkeld van twee ringen rondom dat centrum heen. Zodat de couriers die van de andere kant kwamen, voorweg gingen, eerst de buitenringen deden. En iets verder wisten ze waar zij moest. En daar was er iemand die de doorgaan van die binnenring. En daar was er iemand die door het bij ons bracht. Het heeft niet veiloos gewerkt, maar heeft toch aan de ene kant zeker vertraging aangebracht. Maar duidelijk ook een grote stuk veiligheid. Maar de meest essentiële verandering kwam toen Kurt daarna... ...ik bezoek kreeg van de commandant van de knopploegen. Dat was Kurt Hilbring. We kennen elkaar vroeger al van de middelbare school. En ik was heel blij dat hij een keer langskwam. En hij had toen gedacht... ...ik ga hem wat vertellen wat ik onderhand in mijn... ...Beerenschotse tijd al bedacht heb namelijk... We moeten veel meer die civiele activiteiten en die militaire activiteiten gaan scheiden. Want je kunt het overal nog halen lezen, dat er mensen van de knokploegen waren, of mensen die daarmee samenwerken en die een pistool hadden. En die gingen we bonnen rondbrengen. Word op de bonnen ontdekt, ontdekt ze een pistool op knal. Onze mensen mochten onder geen voorwaarde een revolver, hoe dan ook, snap je. aan de andere kant ook nog zorgen dus dat ze bijvoorbeeld ook niet belast werden met het rondbrengen van tijdschriftjes en zo iets meer, want daar kon je makkelijk nog mensen, dat was helemaal een eigen systeem geworden, dus dat mag je ook niet doen. Een derde was ook, niks opschrijven uit je hoofdkleren. Een vierde, je mag er over praten, maar smoes hanteren. Nou, daar kun je nog een aantal regels meer op stellen. Dat was dus één kant van de zaak. Maar ik had natuurlijk geen greep, op het totaal, waarin dus die militaire component nogal zwaarwichter was. En toen Kirk kwam, dacht ik, nou weet je wat, ik probeer het te zeggen, maar ja, hij zelf heeft daar een hele grote rol in gespeeld. En ik vond het ook een beetje vervelend, maar Al Paat, en bij een gegeven moment zag ik dat hij ook iets, ja, ja, ik denk, moet je nou wat vertellen naar zoiets meer? En toen kwam het hoge woord eruit. Hij zelf begon te zeggen, we moeten die zaak helemaal splitsen. Op geluk zei ik, nou, dat zou ik je ook willen zeggen. Wat was dan uw belangrijkste taak? Een van de belangrijke taken was het geld. Ik moest tekenen dat het geld gekomen was. Er was een koerier die kwam en die had die schatkistpomessen. Schatkistpomessen zijn zoals je weet bankmaliënten van 100.000 gulden. En die had hij dus als er waren drie op zijn rug en twee op zijn borst zitten. Dus moest je een adres vinden waar hij moest komen. Dan moest ik ernaartoe gaan. Dan moest hij ze voor mij uitkleden. Ik moest bevestigen dat hij inderdaad 500.000 gulden gebracht had. En dat moest doorgesluisd worden aan NSF, de Nederlandse Steunfonds. Want die regelden die dingen allemaal in de kleinere plaatsen, ook in de grote plaatsen trouwens. En wat regelden zij? De geldestributie. Dus de hoofdgeld kwam uit Amsterdam via de Nederlandse bank. En wij gaven dat door naar Nationaal. We konden eventueel er wat van overhouden als we dachten dat we het nodig hadden. Maar we hebben nooit in geldnood gezeten. Ik heb nooit op de NSF een proefbevoer. Ik kon alleen als tussenstation werken. Dat is zellig omdat ik ook door de bank erover kwam. Zo moest ik die administratie ook doen. Maar dat is weer een ander verhaal. En dan moest je zorgen dat je heel veel bonnen overhield, om ze bijvoorbeeld naar het westen toe te sturen. Je moest zorgen dat je ook omkoopmateriaal kreeg voor de Duitsers. En daarvoor had ik contact met de grootste jeneverfabriek van Schiedam, Rijnbende. En dat is ook inderdaad tegen mijn verwachting helemaal gelukt, dat je toen nog helemaal een orde kon geven aan Rijnbende in Amsterdam. en inderdaad dus een twee dozen met drank terugkreeg om Duitsers om te kopen. Maar daar hoorde dus ook bij dat je moest noteren wat alle plaatsen kreeg, want die had ook geld nodig. En toen had ik een systeem bedacht, maar dat moest ik verantwoorden voor de Rijksaccountant. Dus je werd als een soort commissar van de Koninginnenfabriek, wat het Rijk moest verantwoorden, dus ik moest verantwoorden voor Rijk Commissar, dat was meneer van Gent, en waar dus dat geld bleef. En dat moest je ook weer doen, om te dateren. En een verhaal voorzinnen van een meisjesclub die samen wilden tennissen. En die had een clubje opgericht in 1934. En daar wachten telkens geld bij elkaar. En die meisjes heette Ellie, Hennie, Ali, Olga en Willie. En dat betekende dus, Henny was Hengelo, Elie was Enschede, Olga was Oldenzaal, Ali was Almelo, Willy was Wierde, enzovoort. Dus een clubje, en iedere 100 gulden was een dubbeltje inbrengen. Nou ja, en dat vond hij een reuze vondst. Maar op een gegeven ogenblik had hij het gevoel dat men toch op hem loerde. Iemand van de boetzikken vertelde, hij raakte in paniek en heeft toen alle materiaal. over die Ternijsche scriptetie verbandte. Het verzet in Twente ging steeds meer doen. Behalve de zorgen voor onderduikadressen en de geld- en voedseldistributie, was hij ook verantwoordelijk voor de verpleegplaatsen van gewonde verzetstrijders en geallieerde soldaten. Als hoofd van de civieletac van het verzet moest Jan van Hesse daarom vaak op pad. Wisten de Duitsers het niet dat hij in het verzet zat. Dat hebben ze natuurlijk wel geweten. Ik ben natuurlijk altijd erg voorzichtig geweest en ik had dus drie namen. Van Hesse, de Witte en Holzlag. Van Hesse, dat persoonsbewijs heb ik dus niet gebruikt omdat ik het ene woord was. Holzslag heb ik dus niet gebruikt, omdat ik daaronder bekend was, zou ik ook een beetje te stom zijn om dat te doen. Ik heb dus de witte, wat niemand wist. Ik alleen maar, zie. En je moest ook het verhaal onthouden van waar je geboren was, van wie je familie was, wat die deed in geval van nood. Mocht je kunnen lullen, nou dat lukt er wel. Ik ben in totaal acht keer, als het ware, gezocht door de SD. De eerste keer was toen Juffer Heymans mijn naam genoemd had. En met het verhaal erbij dat ik dus naar Zuid-Limburg was gegaan, of Zuid-Zuiden van het land, en zo voordat ik niet wist waar ik was. Dat was de eerste keer. Toen u nog student was? We waren nog student. En dan is er nog geweest de laatste inval bij mij thuis, dus in januari 1945. Toen was het met groot overwacht, dus thuis zeggen we eens, maar toen hadden we zo'n goede organisatie, dat ik de avond tevoren al gewaarschuwd werd door de inlichtingendien van Hesse, dat als je weg bent, morgen komen ze bij je. Mijn moeder kan alles wegruimen, de kind aan Hesse wordt meer, dus we waren helemaal geprepareerd. Maar in dit geval heeft dat ook niks uitgehaald, dus ik ben in totaal dus 80 jaar en waarvan twee dus ik toch bewijzen heb. Dat is dus de eerste plaats, het Nederlandse politieblad. En dit is... Oh ja, dit is het Nederlands politiebad en dat is van december 42. Daar sta ik dus in. Johannes G. van Hessen, geboren dus enzovoort. Enzovoort de Wierde, Nederlander, voortvluchtig, volgens Actenzeiken, V. En dan een nummer daarachter. En dat in 42. Ja, dat is best gezorgd. En dat heeft ook niks uitgehaald. Ik kon hem niet vinden. En waarom weet ik eigenlijk niet. En daarna verschijnt er dus in het Duitsche politieblad van 44. Daar sta ik weer genoemd, maar nu dus in het Duitse politieblad van Hessing Johannes, Nederlander, ten weerde geboren enzovoort. En dan staat er een F bij. En F betekent sofortieke vestnamen. Dus dat betekende dat ze me onmiddellijk aan het hart moesten arresteren. Maar goed, dan kon je het nu zo goed pareren dat ook dat natuurlijk geneutaliseerd werd. De echte regering had geen effect. Ze konden niks doen. De Duitsers maakten alles onmogelijk, dus je moest je tegenverweren. Je eend de hele tijd door, maar dat betekend dat je zelf langzamerhand het aanzien kreeg. Ik heb een lijst gemaakt, zoals je zegt, die voorlees wel Twente van die gevallen, waar je achteraf blijkt, hey, verrek, ze hebben mij aangezien voor. Nou kun je een grapje maken, de koning van Twente, je kan ook zeggen de commissaris van Twente. En met die grapjes die je toen als grapje deed, achteraf natuurlijk ontdekt dat het inderdaad een feitelijke zoven, en zeg, socialoogse ontwikkelen was, die als je die bezettingssituaties goed naleest en ze een beetje lange duur hebben, allemaal op ten duur een zekere structuring gaan krijgen, ook op het sociaal vormaangegeven, Ze krijgen ook een zeker professionalisering en specialisering en je krijgt een legitimering. En die legitimering, het summen van legitimering was dat ik er zo wat geld kon beschikken, een paar miljoen. Je kon ook zeggen dat was het feit dat er voor jezelf een leven of dood van de mens afging. Dus zijn drie doodfonders op mijn naam uitgevoerd. Maar voelde u dat ook zo, dat u, laten we zeggen, de baas was van Twente? Dat was een ontdekking vijftig jaar later. Toen bewijs van grap, maar helemaal niet serieus genomen. De bevrijding komt in zicht. Wat herinnert u zich daar nog van? Ja, heel hoer. Ja. Het is heel moeilijk om daar zonder emotie over te spreken. Het enige wat ik kan vertellen is dat ik dus wandelde in de buurt van ons hoofdkwartier in Almelo. En daar stond een hele grote Canadese tank. Er was niemand in de buurt. Het was heel vroeg nog, in de ochtend. En wat doe je? Je streelt het in. Die tent, die tank, snap je? Als een soort uiting van... Nou ja, maar... Nou ja, heel idioot is dat eigenlijk, hoor. Je hebt ook nog wat persoonlijke dingen, maar dat is nog veel moeilijker om erover te praten. Dus ook de mensen die hier gedacht hadden dat ze niet meer waren, tonnen wel waren, en het feit dat je dus... De dag van de bevrijding die eerst Engelo doorgebracht had, toen moest je het vrij gebied weer verlaten, om je weer naar je district te bewegen, wat nog niet vrij was. Maar in die nacht dat ik Engelo doorgebracht heb, toen bleek dat ik stomp toevallig of nee, toevallig een ander adres terecht kon maken, waar ik wilde komen. Daar was je voor Heimans ondergedoken en met haar hebben we de bevrijding van Engelo beleefd. Dat was ook een hele internationele iets. Dus ja, zo zou je hem weer kunnen noemen. Wanneer was die bevrijding van Hengelo? Hengelo was... Ja, toen was het geen eerste dag voor Almelo. Even kijken. Moeten we zo precies moeten nakijken. Ik dacht... In begin april was het in ieder geval. Vijf en veertig? Vijf en veertig, ja, ja. Tuurlijk. Heeft u nog een soort van trauma's overgehouden aan de oorlog? Ja, dat ik er nog twee, drie jaar lang wakker werd, omdat je dacht, godverdomme je daad, zo zijn we terug. Ik kon dat niet van je afzetten. Nou ja, dan was je een tijdlang wakker, al je regatoren twaalf keer was, maar dat heeft nog wel een jaar, twee jaar geduurd. Ik had met mijn moeder ook wel over en zo die halte te lachen, maar ja, hij vond het daar jarige ook wel niet, maar heel geleidelijk aanstierf het gelukkig uit. Aan de andere kant, ja, allerlei, hoe moet ik het nou noemen, allerlei wantrouwige activiteiten, Je naam zo schrijven dat het niet leesbaar is, kun je nooit weten. Ik weet niet wat voor gekke dingen. In boekjes opschrijven, dus wat je doet met de echte naam erbij. Het wordt allemaal eigenlijk onzin, maar zo met wat je nooit weet wat kwaadboeren heeft en een soort wantrouwen, wat heel geluidelijk maar versleten is. Dus tot jaren na de oorlogs schreef u nog een soort met smoezeboek? Ja, inderdaad. En waarom? Het had geen enkele zin. Je had je redding en van anderen aan te danken gehad. Het was een tweede natuur geworden. Mijn moeder, die veel humor had, kon er grapjes over maken. Maar het ging niet zo gauw weg. Bijvoorbeeld dat je dus Van Hesse heette, dat je dat na de oorlog ook noemde zo. Ja, dat voelde je toch eigenlijk alsof je in je naging ging staan. Maar ja, goed, ik weet wel dat mensen me vroegen of ik iets gehoord had van Holzslag, Willy Boede in een bleum is. En dan moest je zeggen, ik ken hem niet eens. Je kan ook een grapje van maken. Maar dat is wel fijn. Dat kan ik een diktij zeggen, af en toe een beetje bizarger af. Dat was toch zo? Ik zou het zelfs vandaag in de dag maar goed laten. Dat wil ik nog graag horen. Nee, dat is dat als ik oud papier moet ombergen. Dus we hebben hier zo'n kleine kerkkanaas en daar gaat altijd oud papier naartoe. Je mag alle oud papier in die dozer zitten, maar geen papier waar mijn naam op staat. Na de oorlog raakt Jan van Hesse betrokken bij de heropvoeding van de Duitse jeugd. En in 1948 krijgt hij ook een uitnodiging om te spreken voor Duitse krijgsgevangenen in Engeland. In het gevangenenkamp bij Fefferstone spreekt hij voor Duitse officieren. Het kamp wordt geleid door een Duitse kolonel met daarboven een Engelse commandant. Ik ga die zaal binnen. Het was helemaal vol. Ik stelde mij voor en vertelde op een gegeven ogenblik dat ik dus teetig geweest was in de wider stand. Nou, het was alsof er een bom ontplofte. Stoelen werden op de grond gegooid, tafels werden opzij geschooid, werd gevloekt en geschreeuwd en gebrugd. De lafhartigste vrouw die duizenden z'n rug had doodgeschoten, die werd hier uitgegooid. Hoe kon die Engelse commandant dat? Er kwam een complete revolutie in het waren. Ik was verslagen, ik wist niet wat ik moest doen. Ze gingen weg, eten, rollen wat harder, schelen wat harder, maar het was een uitocht. En ook op last van die commandant, die zei iedereen weg. Dat wil ik niet, dat kan niet. Er waren nog twee Engelse bedieners die voor een ander zorgden. Ze zeiden dat ze een waarschuwing moeten hebben. Deze kwam eraan en die was natuurlijk de opperbaas. En die volgde een gebot uit. Verplicht allemaal weer terugkomen. Ik kon pas aan het woord komen als alle weggelopenen weer terug waren. Dus hij bleef aan bijstaan dat de zaal weer vol was. En toen vertelde hij dan dat ze hem op moest houden en dat ik dan wel wat zou vertellen, dus hoe ik dat zag. Ik was volkomen opzet. Totale, we werden niet meer voorbereid. Hoogst onzeker. Tot ik op een gegeven ogenblik een helder idee kreeg. We zijn nu eens luisteren. Ik zei wat te vertellen, wat wij gedaan hebben. Als je dat met een mogelijke situatie in Duitsland vergelijkt, dan wordt het misschien duidelijk. Het vooronderstel nu is dat Rusland, en je had dat toen en je wist al dat China dus het communistisch woorden was, en Mao, en dat die dus samenwerken en Duitsland helemaal in gaan pikken en zo weer, en die alles zich aan bezetten. En die vinden dan dat Mark zo'n genie is geweest en zo het heil van de wereld gebracht heeft, dat alle familienamen die met een M beginnen, moeten uitgegroeid worden. Dus mensen wie een naam met een M begint, dienen zich te melden, die worden dus naar Een equivalent van Westerbork gevoerd en zo. Blijven aan afwachting tot ze vergast worden, maar die worden helemaal uitgeroeid. En van de stel dat u hebt nu een familie, dus een schoonzoon of weet ik wat meer, of een zus van u is getrouwd met iemand met een M en zo, met Mühler of Meister of... Ik noem een paar namen, maar ik was er een gegeven moment uitgeput in mijn M. Maar toen waren er dus twee jonge officieren. Die toeterde mij toe. Nog een aantal namen die met M begonnen. Toen had je zeker een steu. Je begreep wat de bedoeling was. Op dat moment begon de stilte te komen. Ik ben er even over doorgegaan. Ik zei, kijk eens, ik weet niet wat uw houding geweest zou zijn en wat u gedaan zou hebben. Maar als er mensen zijn die eventueel principieel zouden zeggen, een bezetting is een bezetting, en wat een bezetter wordt, moet je dat restloos uitvoeren. Ja, nou goed, ik zeg direct dat ik daar nou respect voor heb, maar in ieder geval, zo waren wij in ieder geval niet. Maar als er onder u zijn die wel die meningen toegaan zijn, dat u al die familieleden maar moet laten vergassen, nou ja, dan wil ik even stiltracht nemen, dan kunt u opstaan en dan kunt u weg gaan. Niemand stond erop. Nou ja, dat was natuurlijk wat je noemt een... Dat zei ik ook, maar een kleine ziek. Daarmee had je zelfs wel honderd dagen gekregen. Nou ja, daarna zou ik van acht tot half tien praten met mijn normale programma. En het werd straks half vier. Het emotioneert u nog steeds, als u het vertelt. Ja, zeker, zeker hoor. Wat ziet u dan? Nou ja, dat je dus nu als waar rechtstreeks met de top van je vijanden, die je toen zag geconfronteerd werd, en dat je dan in de eerste plaats een slagen onbegrip had, en in de tweede plaats, nou ja, toch geluk was om ze dan duidelijk te maken, en dat je vraagt, wat is de zin van die oorlog geweest? Nee, dat hebben we nog altijd. Want in je eigen kring, in je eigen omgeving, je gewoon te kijken naar de oorlog, een balans gaat ook maken. Voor het merendeel in het kader van min of meer illegale activiteiten, of als slachtoffers van terreur weinig hebben kunnen helpen en zo, zijn er toch, als ik het bij elkaar optel, in de loop van die vijf jaar zeker twintig mensen hebben als het ware moed achterlaten. Door zijn verzetsactiviteiten was de katholiek Jan van Hesse overtuigd geraakt van de maakbaarheid van de samenleving en hij besluit na de oorlog zich aan te sluiten bij de socialisten. In 1945 wordt hij wethouder voor de Partij van de Arbeid in Almelo en blijft dat zeven jaar. Na een conflict over de stadsvernieuwing stapt hij op en komt terecht op het sociologisch instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij wordt lector. en in 1969 hoogleraar. Vooral door zijn vroegere activiteiten voor de padvinderij en de heropvoeding van Duitse jongeren is hij geïnteresseerd geraakt in de sociologie van de jeugd. Wat mij opviel, dat was... dat het probleem jeugd, daar zou ik een heleboel over kunnen vertellen, maar na vijf dagen maak ik je ook wel vol, dat was het probleem, dat het in mijn ogen, ja ik was natuurlijk eigenlijk gaan studeren om geschiedenis te studeren, dat die problemen bij die sociologen zo pas een boem op tafel kammen vallen. En helemaal geen historische achterhonden waren. Wat ze toch vandaan kwamen. Je kunt het niet begrijpen zonder wat ook, snap je. Toen ik zocht naar een onderwerp voor een proefschrift, begreep ik dat ik eerst een sociografie moest schrijven. Dat we zeggen, iets van sociaal in kaart brengen van de jeugd, van een periode die nog te achterhalen viel. En wil dat vak goed uitgroeien, dan moet je toch een historisch fundament hebben... ...waar je terug kunt vallen, dan kan je kritiek krijgen, maar in ieder geval... ...je hebt daar iets aan de handen. Na lange overwegingen ook met mijn promotor, Kruid... ...en ook met Goedman trouwens, probeer het dan een beetje in historische dimensie te geven. En toen heb ik dus 300 vraagesprekken laten houden, ook zelf ook... ...ook met studenten zo, heel geanimeerd. We hadden heel leuke ervaringen soms. met mensen die een jeugd gehad hadden in 1880 en daarna tot 1920. Omdat in 1920 kwam de jeugdbeweging op grote schaal. En dan kwam je tot een totaal andere situatie. Maar wat kun je van een jeugd zeggen in die 40 jaar daar tussenin? Dat is dus mijn proefschrift geworden. Dat heette dan ook een jeugdsociologische verkenning in gesprek met voorieren. Dus die mensen, die nu oude mensen voor mij waren, moesten van hun jeugd vertellen. Gaan we met duizend. Dat was deze keer het vraagtekenmoto bij de voorbereiding van het A.J.C. Pinksterfeest. Wel nu, meer dan duizend jonge A.J.C.ers hebben met Pinksteren de klok van de paasheuvel horen luiden en zich vermaakt met een goed programma van zang, volksdans en leekenspel volgens de traditie van deze jaarlijkse reunie. Je bief een bus, klappert en opbrijkt je sleuward Een vreemde brief ligt bekeurig plat op je deurmart Aan de bewoners van dit pand is de ANFIA In 1961 wordt hij trouwens ook docent aan de Koninklijke Militaire Academie, de KMA in Breda. Was dat een logische stap? Ja, dat was eigenlijk een heel logische stap. Dat was namelijk zo dat de toenmalige directeur van de KMA die wilde dus de opleiding gaan moderniseren. En hij vond dat de toekomstige officier veel meer van de maatschappij afwereend moest. Ze isoleerde de positie, ze komen juist naar zoiets meer, maar ze wendt bij heel goed met letselgrond. En in dat kader stelde hij zich in verbinding met Utrecht. Toen ben ik bij de directeur van de KMA gekomen. Nou ja, we begrepen elkaar direct en zo, want het was een heel verschrikkelijke contact. En ik ben ongeveer tien jaar daar geweest. Een dag in de week dan, middags, eind van de middag. Een van hun problemen was bijvoorbeeld het feit dat een officier zo vaak overgeplaatst wordt door uitzichtlozen en allerlei moeilijkheden bij gezin om hem een voorbeeld te noemen. Maar je had ook de guerrilla oorlog en je had de kwestie van de geestelijke verzorging in de krijgsmacht. En zo'n heel aantal punten nog meer, ook zo'n kameraadschap in het leger en dergelijks. Kameraadschap, guerrilla-groep, en ga maar door. Dus een heleboel van dit soort dingen. En dan had ik ook nog te maken met de socialisatie tot militair van mensen van de dienstplicht. Moeilijk, weet je daarmee. De kwestie van dienstweigeraars en zo. Dus al die dingen die met die kleinschalige wereld te maken hadden. Nee, je had punten te overgewoon. U wordt in 1969 hoogleraar in de sociologie. 1969 is ook de periode van de studentenopstanden. Heeft u daar nog veel mee te maken gehad? Nou, ik heb er niets moeilijker mee gehad. Niet met hem maken, gewoon in discussie bij de colleges wel. Maar ja, ik weet niet waarom mensen zo'n spektakel maken, want ik heb er niets, geen last van gehad. Wat wij wel toen gedaan hebben, dat hebben we altijd nog een beetje trots op, en dat is ook goed gegaan, dat was meegeholpen aan die strijd voor de emancipatie van de socialiteit. Die volgde daarop, was eigenlijk al van tevoren aan de gang en zo. Daar heeft u mee geholpen, hoe dan? Nou ja, doordat ik dus in overleg met andere hoogleraar en ook nog met Rob Tielman, en het is vooral maar zo weide aan het fenomeen van de vriendschap. Het is dan ook zo dat dus de twee grote mensen die daar dus meer leiding aangegeven hebben en ideeën hebben aangedragen, dus dat is Rob Tielman en Hekma, ook allemaal bij mij gepromoveerd zijn. Rob Tielman, u bent socioloog en verbonden aan de Universiteit van Utrecht en u bent ook oud-voorzitter van homostudies. U bent gepromoveerd bij Jan van Hesse. Vanwaar die belangstelling van Van Hesse voor homostudies? Toen ik over vogelde gaan promovieren, eind jaren zeventig toen, was mijn grote hobby en trouwens nog steeds de taalgrens tussen het Nederlands en het Frans. En daar wilde ik op gaan promoveren. En toen zei Van Hesse, automatisch interessant onderwerp, maar er zijn ontzettend veel mensen, met name in België, mee bezig. Ik was toen argumentsecretaris van het COC en hij zei toen tegen mij, het ligt toch voor de hand dat je gaat promoveren op een onderwerp waar jij heel veel van weet en verder vrijwel niemand. Nou, de geschiedenis van homoseksualiteit in Nederland. En dat kwam ook voort uit zijn belangstelling voor de jeugdsociologie en de primaire sociologie. De sociologie van de primaire groepen, dus gezin. Maar niet alleen gezin, ook al met seksuele relaties. En niet alleen de hetero jongeren, maar ook de homo jongeren. En dat vind ik het waardevolger van Van Hesse, dat hij altijd een brede belangstelling heeft gehad voor een groot aantal onderwerpen op zijn vakgebied. Met name voor de dingen waar men in het algemeen weinig van wist. En hij zei, nou, heel simpel. Jij weet daar heel veel van. Eigenlijk de enige in Nederland op dat moment die daar veel van weet. Dus ga maar promoveren over gezienheid van homoseksiteit in Nederland. En dat is het geworden. Wat is zijn betekenis voor de sociologie in Nederland? Er is in de Nederlandse sociologie altijd te weinig belangstelling geweest voor de sociologie van primaire groepen, dus gezinnen in andere relaties, en voor de jeugdsociologie. We hebben in Nederland, net zoals in de rest van Europa, in het begin van de 20e eeuw grote jeugdbewegingen gehad, zoals de AEC enzovoort. Maar na de Tweede Wereldoorlog is die belangstelling daarvoor totaal weggezakt. En wat dat betreft vind ik hem dus een voorloper dat hij dus aandacht heeft besteed aan jeugdculturen in een tijd dat er helemaal geen belangstelling meer voor was. En je ziet het belang nu, want nu is er weer volop aandacht voor jeugdculturen zoals we dat zien in de muziek en op de televisie en de kleding en op al internet enzovoort. Nou dat is echt na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk 50 jaar lang ondervertegenwoordig geweest en ik vind zijn belang voor de sociologie. ...dat hij daar in die tijd al aandacht voor heeft gevraagd... ...en dat mede dankzij hem de geschiedenis van de moderne jeugdbewerking... ...in de 20e eeuw boven water is gekomen. Want zonder hem was dat ongelofelijk gebeurd. En ik denk inderdaad dat mede dankzij hem... ...het zo is dat de rol van homoseksuele in de Tweede Wereldoorlog... ...in het verzet en als vervolgde in kampen... ...mede dankzij hem dat ook boven water is gekomen... ...want die jongeren van het toenmalige Rijksinstituut voor Orgelverhoging... ...steden daar veel te weinig aandacht aan. Professor Jan van Hesse... U bent in 1984 met pensioen gegaan. Was dat de grootste afscheid? Ja, je houdt een afscheidsrede natuurlijk. En de staf had voor een soort ketering gezorgd en dergelijke. Dat was een leuk afscheid. Ik had toch gezegd dat ik toch nog wel enige dingen bleef doen. Je was dan niet meer officieel oogleraar. Er waren nog mensen met proefschriften bezig en zo. Dus ja, echt een compleet afscheid was het niet. Ik zie dat u een lintje heeft. Op uw jas een klein insignia. Ja, dat verviel mij. Ik heb dus nooit aangevraagd onder de scheidingsteken van voorzetten of zoiets meer. Dat was ook een beetje precies, dat hoef je niet. Op een gegeven ogenblik, dat was voordat ik de echte officiële afscheid nam, krijg ik een bericht of ik dringend wil komen naar de universiteit. Nou goed, toen werd ik dus toegespoken en toen bleek dus dat men daar ook een van disconteerde wat ik onder oorlog gedaan had en zo. En dan is ik dus ridder in de orde van de Lelandse leeuw geworden. Nou ja, goed. Dus dan kun je dus niet dat grote tikken bij de plechtigheid van de universiteit dragen. En dit is dan wat je af en toe... dus ik draag het heel weinig. Maar ja, eigenlijk wat er al in de kast moet liggen. Maar bent u er trots op dat u zo'n onderscheiding heeft gekregen? Nou ja, zeker. Begrijp je het wel als je gaat kijken wat je die sanzaren... ambanschappelijke dingen verricht hebt op zich? Nou ja, dat mag er wel zijn. MUZIEK Jan van Hesse is in 1956 getrouwd met zijn vrouw Sascha. Ze krijgen drie kinderen, twee jongens en een meisje. Naast zijn drukke baan als hoogleraar hield hij niet veel tijd over voor zijn kinderen. Brong dat nooit? Nou, zelden, ja. Een vrouw, wel eens moet je nou vanavond weer weg, werd dan wel eens gezegd en zoiets. Maar ja, er stond ook dingen, dat je met studenten op stap ging, een vrouw meeging en zo meer. En die had ook, waren haar persoonjes wel en haar interesses ook. Nee, dat is echt, echt, spannend heeft dat niet hoor. Bovendien, ik vond het ook altijd weer om thuis te werken. En de universiteit liet ertoe? Ja, je moest je natuurlijk prepareren. Ik heb nooit twee achter elkaar dezelfde colleges gegeven. Ik ging wel de alweerste door en zei dat ik niet meer kon vertellen. Je had altijd wat bijgehaald en dat deed je thuis. Als dat niet zou kunnen, had ik ook niet kunnen. Wat kun je niet doen? Dan kun je maar een kamer krijgen. Belden staat een telefoon en dan komt hij er binnen. Ik kan niet nee zeggen. Meesten, als ik over goud, doen dat ook thuis. En af en toe zelfs in de vakantie. U kwam uit een katholiek nest. Bent u zelf de kerk trouw gebleven? Ja, in zekere zin. Maar dat is natuurlijk wel op een eigen interpretatie dan. Ik heb interesse getoond voor de pastoor Harkozili. Ik heb meegedaan aan een preadvies over dat kloosterwezen. Dit soort dingen van meer... Ja, je zou kennen en weten, contacten mee, heb je dus altijd wel gehad. En nu nog wel in zekere zin. Je zit met het probleem van, ja, als er zo'n kerk niet is, dan kan je heel veel kritiek op hebben. Maar wat dan wel, snap je, hè? Dat is, ik wil niet zeggen, een verval van cultuur en zo, dat is allemaal onzin. Maar wat vervangt dat en wat is de draagkracht daarvan en zo, hè? Wat is dan het eventuele verbindens als instituut of als gezagsuitspraak of nou ja, hoe dan ook snappen van je weet, nou ja, goed, kun je zeggen dat met een gehoorzaam, maar dat toch gehoor vindt eigenlijk. Eind 95 is uw vrouw overleden. Ze leed aan non-Hodgkin-kanker en ze werd ervoor in Amsterdam behandeld. Maar uiteindelijk is ze toch hier in Bilthoven gestorven niet. In een gegeven moment zijn we weer naartoe gegaan. Toen zat ze in een wagenje en kon moeilijk lopen. En toen zei Menda Gins dat het toch geen zin had om behandeling voor te zetten. En werd afscheidvaar genomen. Nou, toen zijn we hier naar huis toe gegaan. Ja, kwamen we ook voorhaal natuurlijk niet onverwacht, maar goed, het gebeurde, toch was het een feit. En hier natuurlijk ook, het zat een beetje verslagen hier. Toen is nog even naar de televisie gekeken en nog iets gegeten en iets gedronken, als ik me dood moest, moet ik ook maar voorstellen. En hij is toen op de kamer gaan liggen slapen en viel heel gauw weer slapen ook. We hadden al afgesproken dat als we daar geweest waren, dan zou de huislaas altijd even langs komen op het eind van de middag om te kijken. En wat? Er moest nog een voorschrijver, dus die kwam hier. We praten er even over en vertelde ik dat haar. Ze zei ja, ze slaapt niet. Ik zei, dan ga ik even bij haar kijken. En hij komt terug en zegt, je moet je kinderen waarschuwen. Ze lag in coma. Je dacht nog dat je een paar weken of maanden had en zoiets meer. Nou ja, toen is hij eerst blijven slapen en is hij niet meer wakker geworden. De volgende morgen op 6 of 7, dus stopte de adem en was het afgelopen. Hoe heeft u zichzelf uit dit verlies omhoog getrokken? Dat wist ik zelf ook niet, ik was helemaal haderloos. En ja, dan ben je ook niet tonen en dan heb je kinderen en zo, dat weet je allemaal. Toen belde een neef van mij op, de oudste zoon van mijn jongere broer. Nee, zo was het. Mijn zoon, oudste zoon ging trouwen en toen had hij een feest op het terrein van Bergenbosch. Tent en zo meer en dergelijke. En hij als neef kwam ook. Mijn vader was echt vermoeid. Hij is de volgende dag gebleven. We gingen boodschappen doen. Toen was hij bij zijn tante geweest en met haar gepraat. Toen we terugkwamen, zei ze, dat kun je met Fred goed praten. En dat is ook zo. Hij haalt ze weer heen. Daarna was mijn vader eens op zijn begrafenis gekomen. Toen is hij weer bij me gekomen en heeft hij me helemaal zich aangedrukt. Ik heb wat tijd en zo, hij begreep het. Toen is hij hier gekomen en heeft dus niet constantig weer naar zijn werk en zo. Toen is hij bijna een half jaar, is hij af en toe heel lang in het weekend. We hebben vakanties gemaakt en zo. Dat was een gouden tijd geworden. Dat heeft nog overheen geholpen. Naast jeugdsociologisch onderzoek is Jan van Hesse bezig om een verzetsmuseum in Overijssel op te richten. Hij wil daarin vooral het dagelijkse leven laten zien tijdens de oorlog. De film zal in dit museum een belangrijke rol gaan spelen. Ik heb vroeger gelezen dat als je films fragmentarisch brengt, dat als je losse fragmenten hebt met onderbrekingen, dat dan de meer bekleift van wat je wilt zeggen, dan wanneer je een doorlopende verhaal... ...want dan moet het volgende komt weer en dan flink het andere weer. En dan krijg je een ceseur, even een pauze en dan blijft het beter gezitten. Nou goed, dus nu ben ik bezig en dan ben ik stom toevallig, want het verband juist met de jeugdonderzoek. Ik vond een jonge man die iets zou vertellen over de jeugdactiviteiten die het jonge personeel bij Albert Heijn doet, in plaats van de lege plaats die het ophef van alle verenigingen en jeugdbewegingen achterlaat, die contact mogelijk heeft met een plannenbieter. Zo te zien, een voortreffelijk oplossing voor allerlei dingen in de jeugdperiode. Toen ik met hem in contact kwam en daarna te vragen, toen blik dat hij zelf student was, En die studiericht had hem te weinig gebruikt, maar zeer geïnteresseerd in films. Van zijn twaalfde jaar af al, die animo. En hij heeft zelf beschikt iets van over 150 video's. Alle mogelijke films en dergelijke. En die wijt me nu in de filmkunde in. Deze jongen, hoe oud is hij? Hij is 21, geloof ik, ja. En u bent al even snel uitrekenen. 84 en 21 en dat is geen enkel probleem? Nee, ik heb hem ook gezegd. Nee, ik vind het juist leuk en zo. Hij gaat animeerd mee. En ja, goed, ik kan van hem dus, wat hij van film zal weten, is formidabel. En ik heb nu ook een video gecoder. Hij heeft me geadviseerd. Ja, dat moet je ook weer bezighouden. Ik heb wel interesse in de film gehad in mijn eerste studiejaren. Bij de uitkijk en later wel bij Criterion. Maar ja, er is natuurlijk allemaal weg van alle oude films en zoiets meer. Dit onderwerp, dat is eigenlijk onhebbelijk. En je bent nooit te oud om te leren? Nee, dat is het. Dat is het juist ook. Je bent nooit te oud om te leren hoor. Dat houdt nooit op hoor. In een leven lang luistert u vandaag naar een portret van jeugdsocioloog, professor Jan van Hesse. Samenstelling van dit programma, Dick Binnendijk. Techniek, Paul Lardenooyen. Presentatie, Petra van Hulsen.


ELL_Jan_van_Hessen.mp4
 0.0
Time_indexConfidentialitySpeaker