En die gebarentaal, dat is niet een raar gevladder en een bekker trekkerij, dat is een echte taal. Hij heeft de grammatica, hij heeft de gebaren schat. Je kunt een accent hebben in gebarentaal. En het is een taal van het keek. Waarom is de ene taal succesvol en sterft de andere uit? De Universiteit van Nederland presenteert taalsociaoloog professor Dr. Abram de Swaan. Taalen verbreiden zich over de wereld. met een klap voor je oren, met een klap van de lineaal of op de punt van de bayonet. Dat is de harde ondergrond van de verbreding van talen. Binnenslands met straf en buitenslands te vuur en te zwaard. Laten we eerst eens kijken hoe talen zich binnenslands verbreden. Dat gebeurt meestal doordat een centrale macht, een overheid, een staat de mogelijkheid heeft om die taal aan een bevolking op te leggen. En dat gaat in de beginfase bepaald niet met zachte middelen. Ten eerste moet natuurlijk dat hele rijk veroverd worden en al die omliggende streken en al die kleine talen die moeten onderworpen worden. Dat slaan we nog maar even over. En dan moet op een gegeven moment die taal worden opgelegd aan alle, daar begint het mee, kinderen in het land. Dat gebeurt door het basisonderwijs, het algemeen lagere onderwijs en door de leerplicht. Wat is de leerplicht? Het is onder andere de plicht om de landstaal te leren, de staatsstaal. En je kunt eigenlijk geen autobiografie lezen van iemand die zo opgroeide in de eerste decennia van de vorige eeuw. Overkomt in voorhoedie als klein Bretons jongetje op een Franse school een klap voor zijn kop kreeg als hij stiekem Breton sprak met kinderen naast hem. En even later lees je hoe Friese kinderen een flink pak voor hun broek kregen omdat ze tijdens het speelkwartier Fries En dan lees je over een Joods jongetje of een Iers jongetje of een Pols jongetje in New York en ja hoor, de klappen vielen weer want de juf had gehoord dat ze geen Engels spraken in de schoolbanken maar de taal van hun ouders, Iers of Jiddisch of Pols. Dus het was een behoorlijk stevige disciplinering, waarmee die staatstaal, die landstaal, die wij nu met zo'n gemak spreken, zich verbreidde, zelfs in volle vredestijd. Hoe onder zo'n koloniaal regime mensen proberen om de taal van de overwinnaar te leren, om daarmee hun positie te verbeteren. Dan zijn ze ook een soort collaborateurs. Maar het zijn steeds machtsprocessen waardoor talen zich in eerste instantie verbrijden. Maar er is nog een andere belangrijke historisch-sociaal proces. Dat is migratie. Mensen die bij honderduizenden miljoenen naar een andere land trekken, hun taal meenemen, die ook vaak opleggen aan de mensen die daar nog wonen, de inheemse volkeren. En dan komt er een golf van migratie die daarna van mensen die bijvoorbeeld Spaans spreken of in Argentinië een hoop van mensen die Italiaans spreken. En dan kan het er soms om spannen wie zijn taal gaat domineren, maar zet je geld in op de taal van de overheid, op de taal van de staat die immers beschikt over alle machtsmiddelen. Maar door al deze processen heen speelt nog een ander hoogstmerkwaardig proces en dat is, talen verbrijden zich naar mate mensen verwachten dat andere mensen die taal zullen leren. En dan gaan zij hem ook leren. Dit is misschien wel de hoofdwet uit de sociale wetenschap. En die luidt, als mensen verwachten dat er iets gebeurt, dan heeft dat gevolgen voor wat er echt gebeurt. Dat staat bekend als het Thomas Theorema. En kijk maar, als mensen denken dat andere mensen denken dat een taal zich zal uitbreiden, dan zullen zij die taal leren en daarmee wordt het waar. Nou is het raar dat wanneer je met iemand een taart deelt en hij neemt een grote stuk en krijg jij een klein stuk. Maar wanneer je met iemand een taal zou delen dan krijgt hij niet de bevoegelijke naamwoorden en jij de zelfstandige naamwoorden. Dat zou een mooie boel zijn. Nee. Het is gewoon zo dat, ook al gaan er nog meer mensen die taal spreken, die oorspronkelijke sprekers hebben daardoor niet minder. Het gaat eigenlijk nog verder. Ik heb al gezegd, je kunt mensen niet verbieden een taal te gebruiken. Maar een taal heeft nog een andere eigenschap. Hij lijkt een beetje op een standaard. Bijvoorbeeld een computerprogramma. Een computerprogramma, hoe meer mensen dat gebruiken, hoe meer nut de gebruikers ervan hebben. Neem een programma als Microsoft. Het is niet zo'n verschrikkelijk goed programma dat het praktisch over de hele wereld gebruikt wordt, maar dat mensen terecht over de hele wereld denken. Microsoft Office wordt gebruikt. Dus wil jij dat ook, want dan wil jij je teksten aan iedereen kunnen doorsturen. Je weet zeker dat er allerlei programma's omheen ontwikkeld worden. Je weet zeker dat het programma niet volgend jaar verdwijnt. Er zijn allerlei redenen om een standaard die algemeen aanvaard is, te aanvaarden. En bij Microsoft is dat natuurlijk op een ongelooflijke manier gelukt. Zelfs de concurrenten hebben hun systeem, bijvoorbeeld Apple, opengesteld voordat Microsoft af is. En hun eigen textbewerkingsprogramma, dat zit er wel op, maar ik ken niemand die dat ooit gebruikt, dat was het gratis aanbieden. De standaarden hebben de neiging om een soort stormloop uit te lokken. En standaarden die het gaan verliezen, je had hives, dat was een sociaal mediaprogramma, op een gegeven moment verspreidt zich de maren dat dat niet meer zo veel gebruikt wordt en dan gaan mensen het dus opgeven. Het werkt in twee kanten op. Facebook gebruikt iedereen, dat moet ik ook gebruiken. Dat is niet alleen maar een kudde mentaliteit, het is heel rationeel. Standaarden die veel gebruikt worden, zijn vaak voor iedereen die ze gebruiken. Dat is heel merkwaardig. Want het betekent dus dat hoe meer mensen zoiets gebruiken, hoe nuttiger het voor iedereen is. En dat geldt ook voor talen, met één verschil. Voor talen wordt geen prijs gevraagd. Niemand verkoopt het Engels of het Nederlands. Wat verkocht wordt worden cursussen om het te leren. Maar als je het eenmaal kunt spreken, dan kan iedereen die dat wil die taal gebruiken. En daarom, en dat komt ook voor, kreeg je een soort stormloop op het Engels, en ik heb het al genoemd, een klein stormloopje op het Chinees, of bijvoorbeeld een vlucht uit het Frans. Heel truurig, tenminste voor iemand die zijn hart aan het Frans verpand heeft. Maar nog in 1960 dachten echte experts dat Frans de taal van Europa zou worden. Dat was in de tijd van de Europese gemeenschap, andere talen waren Italiaans, Nederlands en Duits. Dus die kans was groot, maar amper was Engeland toegetreden tot de Europese Unie of in de wandelgangen begonnen ze al Engels te spreken. Ik weet waarom. De Duitsers hadden zich al die tijd heel stilgehouden. Het was niet de tijd voor Duitsers om een grote mond op te zetten en die hadden die Fransen het laten overnemen. Maar toen de Engelse kwamen vonden ze het wel leuk om te zien hoe hun rivaal instortte. Daar heeft iets van Schadenfreude bij gespeeld. Het is ook gebeurd met Japans en Duits die zich heel snel verbreid hebben, te vuur en te zwaar. Daar hoef ik niet aan te herinneren. Maar toen ze verslagen waren, zijn die talen weer teruggevallen op hun oorspronkelijke territor. Ze waren ook te kort wereldtalen om dat vol te houden. Iedereen was het alweer vergeten. Dus dat zijn de bijzondere eigenschappen die iets verklaren van de taal. Zijn er nou ook, ontstaan er nou ook, nieuwe talen? Ja, natuurlijk. Waarschijnlijk is het de meest gewone manier waarop in het verleden talen ontstonden dat een bepaalde groep in een gemeenschap, om allerlei redenen, zich een beetje wil onderscheiden en een apart jargon gaat vormen. Dat kan wat verder gaan. En als bijvoorbeeld zo'n groep zich letterlijk afscheidt en ergens anders gaat wonen, dan ontwikkelt die oorspronkelijke taal zich steeds verder weg van de taal van de gemeenschap die ze verlaten hebben. Dat is één patroon waarmee een nieuwe taal kan ontstaan. Maar een andere die we veel beter kennen omdat hij zo recent zich heeft afgespeeld in de afgelopen eeuwen, dat is creolisering. Bijvoorbeeld twee volken ontmoeten elkaar, bijvoorbeeld kolonisten en inheemsten aan de kusten van Afrika of Latijns-Amerika of Azië, Portugese, Engelse, Nederlanders. Die beginnen factorijen aan de kust. En ja, met handen en voeten en proberen ze om. elkaar te verstaan en na een tijdje ontstaat een pigeon, een mengtaal. En heel vaak wordt die taal als het ware gedragen door de grammatica en de woordvormingsregels van de ene taal, bijvoorbeeld de Afrikaanse taal. En daarbovenop komt dan een lading van woorden uit de andere taal. Dat heb je typisch in Afro-Kreulse talen als Papia Mens in het Surinamse. Het Surinamse wordt gedragen door een aantal West-Afrikaanse structuur-elementen en daar zit een grote Engelstalige en ook deels Nederlandstalige vocabulaire bovenop. Op het moment dat zo'n pigeon, zo'n mengtaal, door mensen aan hun kinderen geleerd wordt, dan wordt het dus een moedertaal van jongs af aan, dan krijgt hij alle eigenschappen van een volledige taal en dan wordt het wat we noemen een creolse taal. Dat kan in enkele tientallen jaren gebeuren. Maar er is ook een fenomeen wat zich onder onze ogen nog veel sneller afspeelt. En dat is gebarentaal. Het heeft heel lang geduurd voor mensen zich realiseren dat gebarentaal inderdaad in alle opzichten een taal is. Maar die dove kinderen, die werden sinds de 18e eeuw in instellingen ondergebracht. Heel progressief. En daar moesten ze liplezen leren. Dat was een heel nieuw inzicht. En dan moesten ze zo goed kijken naar de uitdrukking en de beweging van tong en lippen, dat ze konden begrijpen wat er gezegd werd. Als je dat bij mij doet, dan leer je cursief lezen. Er was één probleem met dat liplezen. Het werkt niet. Jammer, maar het werkt niet. Het is heel erg geprobeerd, maar die kinderen gingen toch stiekem gebarentaal ontwikkelen. Er ontwikkelden zich dus kleine, puber geheim gebarentaaltjes, waarvan we verder niet veel meer weten, maar je kunt wel raden wat daarin gezegd werd. Het heeft eigenlijk geduwd tot het midden van de vorige eeuw, zo'n vijftig jaar geleden, dat mensen zeiden, ja nee, gewoon dat liplezen, dat werkt niet. En die gebarentaal, dat is niet een raar gefladder en een bekkertrekkerij, dat is een echte taal. Hij heeft de grammatica, hij heeft de gebareschat. Je kunt zelfs een stijl hebben in gebarentaal. Je kunt een accent hebben in gebarentaal. En het is een taal van het kijken. Ze noemen zichzelf ook vaak de visuele mensen. Tegenwoordig heb je in alle geavanceerde landen een nationale gebarentaal, maar wat gebeurt er nou? Die jonge doven komen samen in jeugdkampen en congressen en daarna chatten ze met elkaar en terwijl ik dit zeg, maar kijk, ontstaat er onder onze ogen een wereldgebarentaal en die ontstaat op de videocam omdat de doven met elkaar chatten in hun eigen taal en letterlijk heel handig aan het manoeuvreren zijn om elkaar te begrijpen en om nieuwe gebaren te ontwikkelen die wereldwijd begrijpelijk zijn. Dit is een jonge Nederlandse en dat is een Tjechische jongen. Ze hebben ontzettend de prettigheid, het ziet er precies uit zoals mensen chatten, ze zitten ondertussen te eten, het is een rotzoon. Het filmpje klopt ook van geen kant, het is gewoon met een telefoontje opgenomen. Maar het is wel aardig, dat gebeurt nu en over een paar jaar is er dus een wereldwijde gebarentaal. Is straattaal Een nieuwe taal? Nee. Daarvoor heeft het te weinig woorden en nog geen grammatica en geen woordvorm. Het is een jargon. Het is een groepstaaltje waarmee je je kunt onderscheiden en een beetje afsluiten voor anderen waardoor je een beetje een samhoerigheidsgevoel hebt. En daarin lijkt het precies op juristentaaltje of artsentaaltje. Al die kleine groepstaaltjes die een paar honderd woorden hebben, dieve taaltjes, maar dat noem je jargons. En ik denk ook niet dat daar talen uit zullen groeien. De volgende keer gaan we het hebben over wat er gebeurd is met de wereldtalen die nu nog in de voormalige koloniën voortfunctioneren.
Time_index | Confidentiality | Speaker |
---|---|---|