Mijn naam is Cornelis Willemsen. Ik ben 78 jaar. In januari 22 geboren. In Amersfoort zelfs. Toen ik een jaar was ben ik in Amsterdam terechtgekomen bij pleegouders. Daar ben ik zo'n beetje opgegroeid. In de binnenstad van Amsterdam. Echt rond de Warmoestraat in de omgeving heb ik tot mijn 28e jaar gewoond. En toen kwam ik aan mijn vrouw. En toen zo doen we. Maar de periode van 1943 tot het eind van de oorlog heb ik natuurlijk diverse dingen meegemaakt. Ik ben eerst in 1943 Toen moest ik naar een soort ambasschool, dat was er in Amsterdam. En dan kreeg je een korte cursus. Dat duurde 6 maanden, maar na 6 weken werd je al uitgezonden. En toen heb ik ongeveer een jaar in Kota, ook in Thuringen gezeten. En wat gebeurde daar? Wij zaten daar 14 dagen in een soort lager. En het eten was zo slecht, dat toen ben ik met een vriend Die twee hebben nog de benen genomen, zijn we weer gelopen. Toen kwamen we in Leipzig terug. Toen wilden we een andere baan op, dat we wat beter hadden. Maar toen werden we gearresteerd. En we zijn toen weer teruggestuurd naar Cota. Maar eerst zouden ze toch in Boegewold terugkomen, maar het werd begevallen eigenlijk. In Cota werd ik toch weer naar die fabriek gestuurd. Als voorbeeld voor de anderen. Dat ze dat niet moesten doen, want ze hadden me netjes een kale kop geknipt natuurlijk. Je weet hoe dat gaat in zoiets. Toen heb ik daar ongeveer een jaar gewerkt. Toen kwam ik in Nederland, doordat ik een ongeval met mijn vinger kreeg. Ik kreeg een soort elektroonvergiftiging, want ik was draaier. Ik stond achter de draaibang in de Cota Lagoon fabriek. Toen wilde ik niet meer terug naar Duitsland. Omdat ik in de hart van Amsterdam wilde. Net wat ik zeg, ik was in de Warmoestraat tegenover het beruchte politiebureau. Dus ik kon eigenlijk nergens heen. Ik wilde met een vriend weggaan. Die zei, ik weet een leuke baan. Zitten we een beetje goed. Nou ja, toen werd ik al gearresteerd op het centraalstation. En opnieuw eigenlijk voor... En toen kwam ik via de hoofdkantoor, of tenminste het hoofdbureau op de Eilandskracht. En zo in de Euterrepenstraat te richten. Van de Euterrepenstraat werden we naar de Angersfeest weggebracht. Wanneer hebben jullie gearcheerd? Dat is in februari 1944 gebeurd. Toen zijn wij, heb ik ongeveer, met vier mensen in een cel gezeten. Ongeveer vier weken. Toen werden we op een gegeven moment eruit gehaald. Toen kwamen we allemaal in Trems terecht. We waren een grote ploeg. En toen gingen we via de trein naar Amersfoort. En toen dachten we eigenlijk, nou ja, je weet niet wat je boven het hoofd hangt. En toen kwam je namens voor terecht. Nou, dat was meer meneer Cortella en die andere boef die er gezeten heeft, die van den Berg. Dat waren de twee grootste boeven die er waren. En, nou ja, via de Roosentaan kwam je dan in het lager terecht. En dat heb ongeveer, ik dacht, tot half april, want ik weet geen data's meer. Toen dachten we eigenlijk weer dat we, ter werk zou worden gesteld gewoon weer. Net als dat er al voor was gebeurd, maar dat is niet gebeurd. Er werden verscherpte maatregelen en die hele ploeg van ongeveer 500 man werden naar Boegwold toegestuurd. Toen kwamen we daar in de quarantainenkamp terecht. En van quarantainenkamp naar grote kamp. Nou ja, zo is het gegaan. En dat heeft geduurd tot mijn geluk. Tot ongeveer 6 of 8 november. En wat gebeurde? Toen stonden we op de appelplaats en toen werden er vakmensen uittreden. Ik dacht nou, meteen naar voren toe, je weet, ik kan er al even beter van worden. Dus toen werden we met 38 men uitgekozen om te werkgesteld te worden in de autowerkplaatsen in Wenen. Dus toen kregen we een halve brood mee. En toen hebben we drie dagen in een wagon gezeten met een bewager erbij. En die bracht ons naar de... Ja, Schöndrond. daar waren allemaal casernes en daar hadden ze ook een houten barakkenkampje. Er waren ook mensen die daar werkten en daar werden we te werk gesteld en dat heb ik tot ongeveer half april 1945 zijn we daar geweest. Met gevolg dat toen de Russen voor de deur stonden namen we dit dat hele Dat hele geval van al die Duitsers, dat transport ging weg. Die oude werkplaats werd zo gezegd, we plaatsen naar Beiren. En toen zeggen ze, gaan jullie mee? Nou ja, we dachten we gaan de kant van de Amerikanen op, dus we gaan maar mee. Dus toen zijn we daar nog twee dagen geweest. En het grappige was, toen zeiden ze, ik heb toch geen werk voor jullie. Toen zetten ze ons morgens bij het armesbeurs neer, in het dorpje Pasau. En dan zeiden ze, nou wacht maar tot negen uur tot de vrouwen komen. Het krankzinnig natuurlijk, want het was een krankzinnige toestand in die tijd. En toen ben ik met nog twee jongens, met z'n drieën, zei we, zei, nou hier stroomt de doornouw, als er nou opvaarts kan komen we zelf terecht waar we moeten wezen. Nou toen heb ik tien dagen, heb ik overal geslapen bij boeren en al, tot ik eindelijk door de Amerikanen werd bevrijd. Kunt u zich nog wel herinneren van het transport van Amersfoort naar Boegwold? Dat is met 500 mensen getellig. Ja, dat is ongeveer 500 mensen. Maar ik dacht dat we... Ja, je hebt allemaal een nummer, dat we in de 47.000 waren die nummers. Ik weet niet precies meer welk nummer dat ik had. 4721 of zoiets. En... Oh ja, daar heb ik natuurlijk ook diverse avonturen meegemaakt. Hoe was dat, kunt u zich herinneren toen u in het kamp aankwam, kwam u op het station in Wijmer aan? We werden natuurlijk, je werd natuurlijk een beetje kleding in je koffer afgeven en nou ja goed, je kreeg er kampkleding aan. We werden in het quarantainekamp gezet en dat heeft ongeveer een paar weken geduurd. En daar werkte je nog niet. En toen kwam je in het grote kamp en dan werd je ingedeeld in een werkploeg. En toen moesten we met ongeveer 80 of 90 mensen aan het baanhof werken. En daar kreeg ik nog iets van vertellen wat eigenlijk heel uitzonderlijk was. Er was een dag dat het net zoals nu verschrikkelijk had geregeld. En die keilen waar we in moesten werken, daar moesten we uitgraven. Daar stond bijvoorbeeld een halve meter water. We verdomden hem erin te gaan. Ze zeiden, als we hierin gaan, zijn we morgen dood. Toen moesten we met de hele ploeg aantreden. Dus we hebben als het ware gestaakt in Boegewold. Dat is echt gebeurd. Dus aantreden, want die leiding die daarover hoefde, die stond eigenlijk met zijn handen in z'n haar. Ik dacht, wat moet ik met die gekke Hollanders? Dus we werden bij die kampkommandant. Nou ja, dat ging natuurlijk vreselijk. Ze zouden ons wel krijgen. Toen werden we zo gezegd, dat doen ze in het strolzakkencommando. Dat was zo. Al het vuil, er woonden veertigduizend mensen in de kamp, je weet precies hoe groot het was. Toen moesten wij in die basins, waar alles opgevangen werd, moeten wij dat eruit schepen. In zo'n bakje met twee man, in een hard hold, moest je dat naar een weiland, en dan moest je dat als mist, weet je. Dat gebruikten ze zo als mist. Dat heb ik gelukkig maar twee dagen gedaan. Toen ben ik een dag hieronder gedoken geweest. Toen heb ik me geverschoven naar het apel. Want je moest door het kamp heen, daar naartoe. Toen liep ik achterin. Toen was er allemaal straatjes. Ik ben gauw de barak in gekrokken. In een van mijn bed ben ik ondergedoken die dag. Want ik dacht dat houd ik niet vol. De volgende dag zeiden ze, we hebben nog wat anders voor jullie. Toen werden we met de ploeg in de steengroeven gestopt. Dat kreeg ik. Omdat we toch nog Nederlanders waren en een beetje uitgekoopt, hebben we onze sigaretten die we kregen, want we kregen nog sigaretten daarop. Die hebben we bij elkaar geschald. Ik zeg, iedereen gaf zoveel sigaretten af. En toen hebben we zo gezegd, de kapo en die Duitse bewaker, die hadden ook niet te veel, omgekocht. En toen hadden we daar een beetje een betrekkelijk rustig baantje in die hoek. Ze zeiden, jullie gaan daar maar in die hoek, weet je wel. Dus zo doen hebben we het nog een beetje tijd volgehouden. Tot het grote bommen erin kwam. En wat gebeurt er? Er kwam die hele laring vliegtuigen over. Want het was zogezegd een gewerenfabriek. Het was allemaal fabrieken voor de weermacht natuurlijk. En die gooiden de bommen uit. En dan kwam natuurlijk bij ons ook een stelbommen in die kaal terecht. Ik had het geluk. Er zijn verschillende mensen, heel veel mensen, gedood. In die steengroeven, door die ellende. Ik had het geluk. Ik loop zo'n schuine brug op een helling. En ik loop die brug op. En ik laat mij gevallen. En gelijk die brug achter me was meteen weg. En dan was ik verder op een bos. Dus ik heb uren in die bos gezeten. En toen hebben we eigenlijk niet veel meer gedaan. Tot die 9 november. Dat die gelukkig naar Wenen gestuurd werd. En dat is mijn geluk geweest. Ik ben nog even terug naar het kleine kamp. Kun je beschrijven wat voor u het verschil was? Het kleine kamp en het grote kamp waar u later terug bent gegaan? Ja, het verschil. In het kleine kamp hoef je niet te werken. Je liep de hele dag daar rond en moest alleen op een pijl plaatsen. Je moest urenlang op een pijl staan. Dat lieten ze houden. Het was vreselijk slecht. Het viel in het begin wel een beetje mee. Ja, honger hebben we allemaal gehad natuurlijk. Want het is natuurlijk... Dat is ook wel een van de jongens die een pak slaag kreeg vanwege dat hij een stuk brood had gestolen van een van zijn vrienden. Dus dat soort dingen gebeuren natuurlijk allemaal. Later kwamen we in het grote kamp en toen moesten we daar werken. Ik weet alleen van een vriend van mij, die is nou een paar jaar geleden gestorven. Die heeft tot het einde toe meegemaakt in het kamp. Die is er niet uitgekomen. Die... Maar die hebben ook, hoe heet het, ik geloof dat die die mars meegemaakt hebben van die laatste ploeg die er op transport werd gesteld. En daar zijn natuurlijk ook verschillende mensen bij omgekomen. U spreekt eigenlijk ook elke keer van wij Nederlanders. Ja. Kunnen u zich herinneren dat u elke keer met toch wel een redelijk grote groep Nederlanders bij elkaar bent? Ja, we hebben met één grote groep, en we ook in, één zo'n berg gezeten. Ik weet het niet meer, maar ik bedoel, dat was het eigenlijk wel. In grote trekken werd ik daarin meegemaakt natuurlijk. Heeft u veel herinnering aan onderlinge saamhorigheid? Ja, dat viel wel mee. De saamhorigheid was natuurlijk wel goed. Juist doordat wij ook in die steengroeven met z'n allen geprobeerd hebben die venten om te kopen natuurlijk. Dat is natuurlijk logisch geweest. Maar ja, het was natuurlijk slecht. Hier stond af en toe uren op appel natuurlijk. Als ze ze weer in Malle bij hadden, dan lieten ze hier weer staan, wat voor weer het ook was natuurlijk. Wat zijn zeg maar de plekken in het kamp die voor u dan ook zo'n danige herinnering hebben? Ja, het waanzinnige was dat ze er nog, hoe moet ik het zeggen, een horekaan staan, als ze spreken, dat de oudere kampenwoners, de oudere mensen die er langer jaren al zaten, Die kreeg de kampgeld, geloof ik. Ik was krankzinnig natuurlijk. Ik heb ook nog een dag meegemaakt. Ik meld mijn geziek. Ik heb vreselijke kiespijn. Nou, ik mocht terug het kamp in de zover die dag niet te werken, maar ik moest naar die barak waar die... Nou, toen zeiden ze welke kies doet het? Ja, ik heb er maar één aan gewezen. Maar die hebben ze gewoon gekiesd met me getrokken, terwijl ik helemaal gekiesd ben. Ja, dat was alleen maar om een dag alleen te ontvluchten. Maar ja, dat was natuurlijk net zo erg eigenlijk. Zo ben ik gekiesd kwijtgeraakt. Ja, dat soort dingen maak je natuurlijk mee. Ja, we hebben natuurlijk vrijstelijk veel geluk gehad natuurlijk ook. Doordat wij ook met die 38 mensen naar Wenen gestuurd zijn. En dat is natuurlijk ons geluk geweest. Maar ja, wij waren eigenlijk een beetje minder zwaar gestraft. Maar dat maakte natuurlijk niks uit natuurlijk. In Boegen was iedereen hetzelfde natuurlijk. Had u nog een gevoel van verschil tussen u en andere Nederlandse groepen? Nou nee, je werd allemaal gelijk soorten behandeld. Je stond met 40.000 man op het appel en er werd absoluut geen onderscheid gemaakt. Er zijn mensen die gevlucht zijn, die later gepakt zijn, die werden gewoon opgehangen. Dat soort dingen heb je meegemaakt. Wat voor gevoel ontwikkel je dan? Dat is verschrikkelijk, dat is niet te beschrijven natuurlijk. Dan moet je er langs passeren en dan moet je Moet je kijken, anders kun je nog klappen natuurlijk. Zijn die dan allemaal hetzelfde in uw ogen op dat moment? Ja, dat weet je allemaal. Het is een ervaring geweest. Die natuurlijk heel veel indruk op het mens maakt. Die hebben we later toch nog wel naweefen. Maar gelukkig heb ik een vrij makkelijk karakter, dus ik heb me er goed overheen kunnen zetten. Hoe was dat eigenlijk in het kamp? Wat zijn dan de overlevingsstrategieën die iemand ontwikkeld? Waar houd je je aan vast? Ja, je probeert zoveel mogelijk. Ik heb nog een poosje. Ik kon die lagerhuis, het was een Duitse, ook een Duitse gevangenen. Die man die zat al jaren vast. Hij was al voor de oorlog, hij had de kamp opgehelpen bouwen. En toen mocht ik een tijdje nachtwacht, heb ik nog een poosje nachtwacht gespeeld. Toen hoefde ik overdag niet te... Na het appel mocht ik dan terug. En dan moest ik als wacht opzitten dat er niet gestolen werd ofzo. Weet je wel. Dat heb ik nog een paar, misschien een week of twee weken mogen doen. En toen werd er weer een onderhand geweest. Zoiets. Dat zijn zeg maar ook dan momenten van overleven? Ja, het is altijd... Je houdt je overal in festen. Alleen dat zeg ik, ik heb tegen mijn vrouw ook gezegd, ik zeg, het Rooie Kruis, het is, het heeft ons niet zo best geholpen vergeleken bij anderen. Want in die periode de treinen waren, werden er 1500 politieagenten uit Kopenhagen, werden garesteerd, dat heb je zal je ook wel weten natuurlijk. En die hadden natuurlijk, die werden verzorgd door het Rooie Kruis, die zaten in het, die zijn er ook nooit uitgekomen, die hebben altijd dan in het andere kamp gezeten natuurlijk. Maar ja, die hadden het veel beter als wij, want die werden grote rode kruispakketten gebracht, die wij kregen. Ik heb geloof ik één keer een pakketje gehad in al die tijd. Jullie leven en leefomstandigheden en goedsel. Ja. Kijk, in Amersfoort hadden we het ook slecht. Maar we moesten werken op Vliefveld-Zoesterberg. En dan kwamen ze van de ondergrond, dan kwamen ze brood brengen. En dan kregen we allemaal twee steen brood met kaas. En dan was er dan een Duitse... Weermacht, een man die eigenlijk een gedwongen soldaat was, die moest op ons passen. En die liet er een ogen dicht dat we het brood aan mochten pakken, weet je wel. Er kwam altijd een jonge vrouw die kwam ons op de fiets, kwam ze ons eten brengen. Maar ja, dat was heel stiekem natuurlijk. Dat heb ik wel in Amersfoort meegemaakt. Maar Amersfoort was slechter. Vond ik in wezen slechter. Ik heb het in Amersfoort slechter gehad dan in Boegenwold. Wat maakte het in Boegenwold zoveel anders? Ik weet het niet. Amersfoort was zo bedreigend. Je had die rosentuin, die werden de mensen afgemaakt. Ik heb een paar mensen dood zien slaan. Als je dat meemaakt in Apel en die kortele, die had wel 20 keer een doodstraf verdiend. die was daar de kampcommandant. Dus dat was... Dus armes voelde ik of zelf ook heel erg. Zijn er in Boekhout ook dingen gebeurd waar u inderdaad hele extreme herinneringen aan heeft? Nou, ja... Die periode vervliegt me een beetje in je geest. Je kan het je niet zo goed meer herinneren. Ik weet alleen nog heel sterk strak me bij dat we... die zogenaamde staking deden, dat we niet wilden werken. Dat het eigenlijk iets aparts, iets geks was, want het zou niemand in zijn hoofd halen om in een consultatiekam een soort verweer te vechten tegen je werk. Het is eigenlijk een soort verzetspoging. Ja, dat is natuurlijk heel iets aanzonderlijks geweest. Maar de oudere mensen, die zaten allemaal in die gewerenfabrieken, In de munitie, dat was een heel groot emplacement, casernes. In een soort grote fabriek was dat. Gewerenmakers en zo. Dat soort dingen werden gemaakt. Maar daar kwamen wij niet voor in aanmerking. Heb je nog iets meegekregen van onderlinge verhoudingen in het kamp? Is dat hiërarchie? Nou, natuurlijk. Je had natuurlijk diverse mensen. Je had natuurlijk de homofile. Die hadden dan een roze driehoek en dan had je natuurlijk veel Russen. Die werden ook zo heel slecht behandeld. Er zijn ook heel veel mensen van omgekomen, van de Russen. Maar ja, die zaten allemaal in diverse brakken natuurlijk. Het waren allemaal eigenlijk één ploeg Nederlanders in één brak, één ploeg Russen, homofielen en dan natuurlijk ook nog Sigeuners natuurlijk. En Joodse mensen waren er echt weinig, want die werden doorgestuurd naar Azois. Ik heb één keer een transport meegemaakt, dat is een wagon kwam. Nou ja, die deden ze die deur open. Dat waren levende lijken allemaal, dat waren allemaal jouten. Maar die werden later toch weer doorgestuurd, die werden niet in Boegwold. Dus dat is... Nou ja, na de oorlog, toen is dat toen de oorlog bijna afgelopen was, heb ik zo'n beetje tien dagen door Duitsland getrokken, voordat ik in... Waar was ik? Wursburg? Nee, Wursburg niet. Een hele grote stad kwamen we terecht. En toen werden we in casernes door de Amerikanen opgevangen. En toen werden we verwend. Dan kregen we chocolade, sigaretten, alles. En toen ben ik uiteindelijk eerst met open vrachtwagens naar Wursburg. En dan reed de eerste trein weer. En dan zijn er weer treinen rijden. Toen gingen we naar Metz, daar in Frankrijk. Toen kwamen we daar in een heel groot kamp. Werden alle buitenlanders opgevangen. Begin juni ging het eerste transport naar Nederland. Toen ben ik in Tilburg terechtgekomen. Tot Amsterdam bevrijd was, zo deed ik. Toen kwam ik weer thuis. Dus u bent eigenlijk vanuit Bolgewald eerst nog weer, wat u zei, op 9 november naar een ander... Ja, op 9 november ben ik naar Wener gegaan. Hoe ging dat? Wordt u uitgekozen? Naar Wenen werden vaklieden uitbreiden. Dus ik was opgeleid als draaier, bankwerker. Dus ik stap er natuurlijk ook naar voren. Ik dacht ja, wat kan me gebeuren? En toen werden we met 38 man ook in een goederenwagen. Met een bewaker bij ons en dan maar een halve broodje. En zo hebben we twee dagen in die trein gezeten, voordat we in Wenen terechtkwamen. Dan kwamen we in die kwazernis daar. En dat was een grote autoreparatie werkplaats. Dat waren grote werkplaatsen waar je in te werk gesteld hebt. Hoe waren de omstandigheden daar? Dat was beter. Want je was eigenlijk... Je kwam daar in een kamp en je was weer vrijman eigenlijk. Je mocht weer de stad in. Kijken of je een hapje zonder bonnen kon eten. Zo noemden ze dat daar ook. Zonder marken. En wat je dan op de casernen kreeg je ook. Iets beter eten natuurlijk, omdat je daar toch bij die soldaten zat. En ja, dat is geduurd tot april. En toen lagen de Russen voor de deur. Toen nam ik zelfs. Toen zijn we eigenlijk met die Duitse transport meegegaan naar Beire. En toen kwam ik in Passo terecht. En voor Passo zei ze, dag weg, ga nu maar. Het liet ons lopen. Hoe was dat? Het was natuurlijk een hele avontuur op zich. Want we hebben twee dagen daar in een soort barakken gezeten. Die hoofdversier die daar de baas is, die zegt wat moet ik met jullie? En die zegt breng ze maar naar de arbeidsbureau en laten ze maar een baardje zoeken in Parzau. Dat werd natuurlijk niks, want ik ging met nog twee vrienden, met drieën, richting de Amerikanen gelopen. Dus alles vlucht naar de andere kant, want wij gingen tegen de stroom hier natuurlijk. Tot we uiteindelijk, na zoveel dagen, bevrijd werden, laten we het zo zeggen. Ja, dat was ook nog een leuk, of een leuk eigenlijk, een typisch geval van geluk hebben. Want ze waren iedere dag met je verzwarte lichaam liepen we toch nog 30, 40 kilometer op een dag. Want het was allemaal lopen, wat je deed. En toen kwamen we bij een splitsing. De ene kant was een grote stad en de andere kant was een dorp. Zei de jongens, we gaan daar heen. Ik zei nee, we gaan naar de dorp, daar hebben we minder last. Nou ja, als je het gelukkig luistert, we zijn naar de dorp gelopen en dat lag in een dal, zo'n beetje in een dal. En dat was vol met SS'ers in een brug, die waren het zogenaamd een verdediger. Dus toen was het sperst. Toen mochten we niet op straat lopen natuurlijk. Toen kwamen we bij een oud boerenhuisje. En wij vragen of we hier binnen mochten om te slapen. Zei ze, ja hoor, ga maar in ons bed. Wij gaan alleen in de kelder. Want morgen zijn we toch dood. We worden gebombardeerd vannacht. Maar er gebeurde niks. We hebben daar nog behoorlijk gegeten bij die mensen. Ik had een blik vlees gestolen onderweg. Toen hebben we met z'n vijf op ons manier een heerlijke maaltijd gehad. En toen werden we de volgende morgen wakker. En toen gingen we naar buiten. En dan klom ik zo'n heuvel erop. En toen zag ik de hief van de Amerikanen rijden. Dus ik ren naar ze toe. Want ik had een ontslagbewijs gekregen. We hadden een ontslagbewijs gekregen van Boegewalt. Dat we eigenlijk ontslagen waren uit Boegewalt. En een paspoort had ik teruggekregen. Maar voor de rest hadden we niks. Want onze kleding was verbrand en alles. We kregen niks meer. We hebben nooit meer wat teruggekregen. Van onze koffers met klikkers zag je natuurlijk niks. Want het was allemaal verdwenen. Toen kwam ik bij de Amerikanen. Het was eigenlijk het leed geleden. Ik was binnen met hen opgetrokken. Tot ik in Nuremberg kwam. In Nuremberg zijn we opgevangen in die casernes. Ben je ook door Duitsers opgevangen? Nee, door de Amerikanen. Dan werd je allemaal in die casernen ondergebracht en bleef je een paar dagen. Er was natuurlijk eten genoeg, maar dat was eigenlijk niet goed. We kregen eigenlijk te veel. De mensen worsten met het wc bewijs. Maar ja, goed. Het is gelukkig allemaal goed afgelopen. Was u lichamelijk nog goed aan toe? Ja, ik wou ongeveer... Wat zal ik gewogen hebben? 48 kilo was ik geloof ik. Omdat ik toch in Wenen weer een beetje bijgekomen was. Toch ietsje beter natuurlijk. Want het was natuurlijk een stuk beter dat je niet boegen had blijven zitten, want daar werd het steeds beter. Dus ik heb de slechtste tijd op het eind van de oorlog gelukkig niet meegemaakt. Dat is mijn geluk geweest. Dat is het hele verhaal. Toen je terug naar Nederland, hoe was de ontvangst in Nederland? Ik zal u vertellen hoe het kwam. Ik kwam met een transport in Tilburg terecht. Ik kwam in de schoenenfabriek terecht, midden in Tilburg. Dan werd hij opgevangen, maar ik had helemaal niks. Geen kleren, niks had ik. En toen zei ik, kan ik hier niet werken? Ik dacht, ik moet een baantje hebben. Want je werd allemaal bij boerrollen gebracht in de omgeving van Tilburg. Want Amsterdam was een bezetgebied, of zo'n bezetgebied. Dat was sperrgebied vanwege de hongerstnood die er geweest was. Toen heb ik daar een paar weken het geluk gehad om in het magazijn te werken. Dus ik heb me eigenlijk weer een klein beetje aangekleed. Ik had weer een paar schoenen en een jas in m'n broek, dat je weet hoe het gaat. Op een gegeven moment, het was niet netjes van me, ik had gezegd ik blijf hier wel werken. Er stond een grote trailer voor de deur. Het eerste transport naar Amsterdam ging. Ik heb gauw m'n boeltje gepakt en ben op die trailer gestopt. Met de man of 60, 70 die op die trailer zaten. Zo kwamen we bij het centrale signaal. En daar werden we opgevangen. Omdat ik daar vlakbij woonde. Hadden ze al mijn pleegmoedige zijn van Willem komt eruit. Die hadden me al gezien. Mijn vriend woonde op de Gelderse Karde. En daar had ik vroeger gewerkt. En die was niet ondergedoken, die was onder thuis gebleven. Hoe dat mogelijk is, dat zie je nou. Die is nooit ondergedoken geweest. Ze hebben hem nooit gepakt. Die stond voor de deur toen we aan de langs zijn. Die renden al gauw naar mijn pleegmoeder toe, want ik had pleeghouders. Ze zei, hij komt er aan hoor. Toen kregen we een pakketje mee met eten. Zo was hij thuis geworden. En dat is de hele avontuur. Is dat moeilijk? Nee hoor. Je hebt een hele tijd... Natuurlijk was er geen werk in Amsterdam, maar je kreeg natuurlijk wel pakketjes in toestanden. Maar ja, zo liever leek kon je weer aan het werk. Toen ben ik later bij de gemeente gekomen. Toen heb ik 15 jaar bij de gemeente gewerkt. Ik was in de haven als kroonmachinist in de onderhoudsmonteur. Zijn er herinneringen van Boegel dat hij altijd een rol zou blijven spelen? Niet zozeer. Ik heb het een beetje verdrongen altijd. Ik ben een beetje makkelijk van mezelf. Ik dacht niet alleen achter mijn rug laten. Ik heb het wel eens aan mijn kinderen verteld, maar nooit in details. Ja, honger heb je altijd gehad natuurlijk. De mensen die in Nederland gebleven zijn, hebben ook honger gehad. Misschien nog veel. Die hebben bloemwollen gegeten, weet ik veel. U zegt u bent eigenlijk heel makkelijk van uzelf. Ja. Ik neem aan dat u dat ook geholpen heeft. Ja, dat heeft me ook geholpen. In 1944 was ik 22. Je bent eigenlijk in de kracht van je leven, maar die 5 jaar zijn hopeloos geweest, wat je opleiding betreft, je carrière. Er zijn veel mensen die niks gedaan in die oorlog. Dat was een groot nadeel. We hebben het overleefd. En ik zit er nog. Heeft u het idee dat u ook door uw eigen instelling andere mensen kon helpen op dat moment in Bruggeman? Of dat mensen konden helpen? Ja. Kijk, ik heb hier een paar mensen. Ja, die ene jongen kwam uit Zeeland. Daar heb ik later nog wel een beetje contact met. Het is toen verwaarderd. Daar heb ik ze nooit meer gezien of gehoord. Maar ja, je weet niet of die mensen nog leven of zo. Die zitten me juist. Maar het was natuurlijk, de Nederland is toch onder elkaar, het was toch wel vrijzaam, hoor. Dus we hebben toch elkaar een beetje opgehuurd dat je het doorstaat, natuurlijk. Kun je daar nog iets meer van vertellen? Of een paar voorbeelden van geven? Nou, eigenlijk niet. Eigenlijk niet. Ik heb ook geen speciale vriendschap overgegaan uit die tijd. Omdat je toch allemaal uit, je kwam uit heel Nederland vandaan. Dus het is het... Ja, de enige die ik natuurlijk werk... Ik heb veel vriendschap meegehaald. Die is 3 jaar geleden gestorven. Die is 75 geworden. Dat is Ari Hogeveen. Maar die zijn weer op een andere manier gepakt geworden. Die werden gegeiseld en opgepakt in Amsterdam. Met 7 of 8 jongens. Bij een buurt waar ik woonde. Die zijn naar Vught gekomen. Die hebben in Vught gezeten en zijn van Vught naar Amersfoort gekomen. Nevens zijn van Vught. gelijk naar Boegewald gekomen, gelijk met ons. En die hebben het wel overleefd, Boegewald. Nou ja, hij is toch 75 geworden. Hij is een goeie vriend van mij. Dat is het hele verhaal van mij. Ik weet niks meer, ik ga niks meer zien. Meer kan ik me niet herinneren. Ja. Alleen, dat zeg ik, dat werkwagen, dat was eigenlijk een unicum wat er eigenlijk natuurlijk al gebeurd is. Ik weet niet of je ooit nog mensen spreekt die dat meegemaakt hebben, maar dat is wel iets wat je zelf niet begrijpt dat je zo totaal bent eigenlijk. Ja, dat is ook heel bijzonder hè? Ja, dat is toch iets heel bijzonders toch? Ik denk ook dat dat heel goed voelt, of niet uiteindelijk. Ja, dat je je op een manier toch een klein beetje verzetten. Je bent niet alleen maar machteloos? Ja, tuurlijk, ik ben machteloos. Goed, dat was het. Mooi. Dank u wel. Goed zo. MUZIEK MUZIEK. MUZIEK. MUZIEK. MUZIEK MUZIEK
Time_index | Confidentiality | Speaker |
---|---|---|